Spreekwoorden met `hor`

Zoek

30 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hor`

  1. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
  2. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  3. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  4. dat horen en zien je vergaat (=erg luid)
  5. de horens laten zien (=zich vijandig tonen)
  6. de hort op zijn (=op pad zijn)
  7. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  8. de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
  9. de varkens geschoren hebben (=weinig opbrengst hebben)
  10. er een muisje van hebben horen piepen (=er iets van gehoord hebben)
  11. het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
  12. het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
  13. hora est (=het is tijd) (Latijn)
  14. hora ruit (=de tijd vliet snel) (Latijn)
  15. horen zeggen is half gelogen. (=wat je via via hoort is niet altijd waar)
  16. horen zien en zwijgen (=wel waarnemen, maar er verder niets van zeggen)
  17. horende doof zijn (=niet luisteren)
  18. horzels steken niet en hommels doden niet. (=mensen met een grote mond dragen het minste bij)
  19. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  20. iemands geluid niet horen (=niet naar iemand willen luisteren)
  21. ik ga horizontaal (=ik ga slapen)
  22. je schaapjes geschoren hebben (=van zijn rente kunnen leven)
  23. je voelhorens uitsteken (=trachten te achterhalen)
  24. koeien met gouden horens beloven (=het onmogelijke beloven)
  25. met horten en stoten (=langzaamaan, met veel onderbrekingen)
  26. oude bokken hebben stijve horens (=oude mensen hebben vaak vaste gewoontes die maar moeilijk kunnen veranderen)
  27. wie niet horen wil, moet voelen (=wie niet luistert naar wijze raad, of wie ongehoorzaam is, zal de gevolgen wel aan den lijve ondervinden)
  28. ziende blind en horende doof zijn (=slechte dingen niet willen zien en horen)
  29. zo koud als een kaalgeschoren schaap (=heel erg koud)
  30. zo stil dat je een speld kunt horen vallen (=bijzonder stil)

25 betekenissen bevatten `hor`

  1. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  2. onder dak zijn (=bescherming genieten - behoren bij)
  3. in gebreke zijn (=de taak niet naar behoren uitgevoerd hebben)
  4. zwijgen in alle talen (=helemaal niets zeggen, niets van zich laten horen)
  5. het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
  6. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  7. iemand (aan) de pols voelen (=iemand uithoren)
  8. aan een oor doof zijn (=iets niet willen horen)
  9. cum annexis (=met bijbehoren)
  10. je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
  11. tussen servet en tafellaken zijn (=niet bij de kleintjes maar ook niet bij de groten horen)
  12. geen teken van leven meer geven (=niets meer van zich laten horen)
  13. taal noch teken van iemand vernemen (=niets van iemand horen/zien)
  14. in gebreke stellen (=officieel stellen dat de taak niet naar behoren is uitgevoerd)
  15. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  16. met iemands woorden naar de markt gaan (=overal rondvertellen wat men elders horen zeggen heeft)
  17. ziende blind en horende doof zijn (=slechte dingen niet willen zien en horen)
  18. voor dovemans oren spreken (=spreken tegen personen die niet willen horen)
  19. te veel pannen op het dak (=te veel die het kunnen horen)
  20. ad hoc negotium (=tot deze zaak behorend)
  21. de mond roeren (=van zich laten horen, spreken)
  22. het ene oor in en het andere weer uit. (=wel horen maar niet luisteren)
  23. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
  24. schot en lot betalen (=zijn burgerplicht naar behoren vervullen)
  25. je partij behoorlijk meeblazen (=zijn deel van de taak naar behoren uitvoeren)

4 dialectgezegden bevatten `hor`

  1. 't hor groeit deur ze klakke (=hij heeft het erg moeilijk) (Veurns)
  2. 't hor ofschoeperen (=het haar afbranden) (Veurns)
  3. ge zo-t-ur ut hòr van krèège (=je zou er een hekel aan krijgen) (Tilburgs)
  4. zun hor groeit deur ze klakke (=hij heeft het erg moeilijk) (Veurns)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen