Spreekwoorden met `hebt`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hebt`

  1. je hebt luxe paarden en werkpaarden (=niet iedereen heeft dezelfde positie, de een moet harder of zwaarder werken dan de ander)
  2. je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
  3. roei met de riemen die je hebt (=je moet werken met de middelen die men heeft)
  4. roeien met de riemen die je hebt (=je moet het doen met de middelen die je hebt.)
  5. zo lang aardappels poten als je mest hebt (=met iets zo lang mogelijk doorgaan)

31 betekenissen bevatten `hebt`

  1. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  2. have en goed (verliezen) (=alles wat je hebt (verliezen))
  3. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  4. wie niet wil, die niet zal (=als je geen interesse hebt, moet je er ook geen deel van uitmaken)
  5. een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  6. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  7. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  8. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  9. een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
  10. een te grote broek aantrekken (=een doel stellen waarvoor je niet de benodigde middelen hebt)
  11. op één been kan je niet lopen. (=gezegd als je één drankje gehad hebt en meer wilt)
  12. iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
  13. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  14. je kunt van mij de pot op (=je doet maar waar je zin in hebt)
  15. wie bang leeft, gaat ook bang dood (=je gaat zoals je geleefd hebt)
  16. je laatste hemd aan hebben (=je hebt iets fout gedaan en er zal wat voor je zwaaien)
  17. een doodshemd heeft geen zakken. (=je hebt niets aan je geld als je dood bent)
  18. jij raapt nog geen stro van de aarde (=je hebt nog niets verwezenlijkt)
  19. je hebt luxe paarden en werkpaarden. (=je hebt rijke en arme mensen)
  20. roeien met de riemen die je hebt (=je moet het doen met de middelen die je hebt.)
  21. verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is (=je moet niet geld uitgeven voordat je het hebt verdiend)
  22. de boer eet vis als het spek op is (=je moet tevreden zijn met wat je hebt)
  23. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  24. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  25. met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
  26. bakzeil halen (=toegeven dat je ongelijk hebt / aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed)
  27. ervaring is de beste leermeester (=van datgene dat je zelf hebt meegemaakt leer je het meeste)
  28. wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
  29. zo gewonnen, zo geronnen (=wat je makkelijk hebt gewonnen, kun je ook makkelijk weer kwijt raken)
  30. spreek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is. (=wees bescheiden en dankbaar voor wat je hebt)
  31. een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)

50 dialectgezegden bevatten `hebt`

  1. 't es wel bestid / bestikt (=het is je eigen schuld / je hebt het verdiend) (Wichels)
  2. 't is roei'n met de riem'n die je hemm'n (=je moet roeien met de riemen die je hebt) (Westerkwartiers)
  3. 't komt te pjeit ma 't goat te vut (=je hebt het rap zitten, maar je geraakt er niet gemakkelijk van af) (Mols)
  4. A horluge stoat op Sottegem (=Je hebt de verkeerde tijd) (Bambrugs)
  5. a patatte kommen oit (=je hebt een gat in je sok) (Opwijks)
  6. A'j nen döl noar t maark steurt, hebt de koopleu wil (=Als je een sufferd naar de markt stuurt, hebben de kooplui plezier) (Twents)
  7. a' j ' n kearl nödig hebt is heej d' r ook nooit (=heb je hem een keer nodig, is hij er weer niet) (Twents)
  8. aalpt ier een beetsjen, ge geefd aunders gieen maalk (=Help hier een beetje, je hebt toch niets te doen) (Lokers)
  9. agge mar leut et (=als je maar plezier hebt) (Bergs)
  10. agge mar leut het (=als je maar plezier hebt) (Brabants)
  11. agge mar schik het (=als je maar plezier hebt) (Ossies)
  12. ai geen kop heb kun ie ook nie uut roam kiekn (=als je geen hoofd hebt kun je ook niet uit het raam kijken) (Sallands)
  13. Aj proemen hebt hej ok pitten (=Overal zitten consequenties aan) (Drents)
  14. Ak oe hurn en ni zage lup ik hat weg. (=Je hebt wel praatjes maar maakt op mij geen indruk.) (Hattems)
  15. alle daag e bruuëdje en soondes e mikske (=tevreden zijn met wat je hebt) (Weerts)
  16. Als je de koeraasje/courage ( op zn Frans uitspreken) hep om…etc. (=Al je het lef hebt om….) (Utrechts)
  17. Alsofst n jong baist op staale hest / Alsofs doe en jong baist op staale hest. (=Het stinkt hier verschrikkelijk. (Alsof je een jong beest op stal hebt staan)) (Oldambsters)
  18. as 't dat moar deur hest (=als je dat maar door hebt) (Westerkwartiers)
  19. as ’t raengentj en de zon sjientj, den is ’t kèrmes inne hèl (=je hebt gelijktijdig een goede en slechte situatie en dat levert meestal niet veel goeds op) (Heitsers)
  20. as de piepële hoj aete (=je hebt je weer wat laten wijsmaken) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. as ge me oe ermoei geen road wit, ben de nie werd de ge ze het (=als je met je armoede geen raad weet ben je niet waard dat je ze hebt) (Heezers)
  22. as genoeg nog te weineg ès, ès niks nog goed genoeg (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. as je ' t over de duvel hemm' n, trap je ' m op ' e steert (=als je 't over iemand hebt komt hij net binnen) (Westerkwartiers)
  24. As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
  25. as moin tante wielekes at, was' t e keireke (=Gij hebt voor alles een excuus) (Buggenhouts)
  26. As se oetgekald bös mos se zjwiege (=Als je niets meer te zeggen hebt moet je je mond houden) (Roermonds)
  27. as tat alles ès wôste te zèggen hëbs, hach ëm dan mér heil tau (=zwijg maar als je niet beters te zeggen hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. ast nekie ploits geft (=als je eens tijd hebt) (Overijses)
  29. aste krievël hëbs, moeste dabbe (=als je goesting hebt in iets, moet je toeslaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. aste zon sjaajnt kump iedereen baute mèr attet raengert zieste niemes mei (=van de bank krijg je alleen een lening als je ze feitelijk niet nodig hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. at ich zau ën graute maul hoch, waaj dich, dan loet ich mich doë ën dikke kont van maoke (=je hebt een grote mond, nog groter dan een dikke kont) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. au uuëgen zèen gruuëter dan oan'n buik (=je hebt teveel opgeschept (ook: je wil meer dan je aankunt)) (Wichels)
  33. beder 'n luus ien de paan dan hiel'ndaal gien vlees (=wees tevreden met wat je hebt) (Westerkwartiers)
  34. blijf nog get, dan geeste seffes mèr get vrigger voert! (=je hebt nog wel wat tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. buurvraaw, hè de meschient un paor aajer in ooverènsie (=buurvrouw, hebt u misschien een paar eieren over (te leen) ) (Tilburgs)
  36. da gij de nie deur het (=dat jij dat niet door hebt) (nieuwkuijks)
  37. Da h'et gèt had ètj (=Je hebt het al gekregen) (Bambrugs)
  38. Da's d'r neffe (=je hebt het fout, je vergist je) (Nieuw-vossemeers)
  39. dae drejtj wi-j 'ne kernêl (=niet weten wat je aan iemand hebt) (Weerts)
  40. dank os Lieve Heir mér op zen blaute knieë (=hebt gij veel geluk gehad!) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. das bingo (=je hebt prijs) (Bilzers)
  42. Das tegen aa kloëte gescheete (=Daar hebt heb je je aan misrekent) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  43. das zau ën graajs maus (=je weet niet wat je aan die persoon hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. dat goeng wol zjus èn enen hoeële tand! (=je hebt wel weinig gegeten!) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. de bès mèt zën kont èn de botter gevalle (=jij hebt alle geluk ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. de bès terbij (=je hebt het spek aan je been) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. de bloën ès verlèd, de hojs zen haan moete auttet nès haage (=de merel heeft het broeden opgegeven omdat je met de eieren hebt aangeraakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. de hëbs al hënnêge kender (=je hebt al grote kinderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. de hëbs alles noë de botte geholpe (=je hebt alles verknoeid) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de hëbs den dikste (=jij hebt altijd gelijk) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen