Spreekwoorden met `groeien`

Zoek

12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `groeien`

  1. boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
  2. er geen gras over laten groeien (=onmiddellijk profiteren, uitvoeren)
  3. gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt (=sommige dingen hebben tijd nodig)
  4. groeien als kool (=snel opgroeien)
  5. het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
  6. je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
  7. luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
  8. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  9. over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
  10. tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
  11. voor galg en rad opgroeien (=vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt)
  12. waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)

2 betekenissen bevatten `groeien`

  1. de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
  2. groeien als kool (=snel opgroeien)

19 dialectgezegden bevatten `groeien`

  1. 't kan nie op! (=de bomen groeien tot in de hemel) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. ' t hoar zoudt deur joen klakke groeien (=heel veel kosten maken zodat je geld opraakt) (West-Vlaams)
  3. de sjampëljoeng was tèsse zën teine (=zijn voeten zijn reeds lang niet meer gewassen, er groeien al champignons tussen zijn tenentussen) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. doa zit de krot ì (=iets dat niet wil groeien) (Horster)
  5. doeër zën broek aut wasse (=fel groeien) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Fiêze verkes waeren nit vet (=Wie weinig lust zal slecht groeien) (Sevenums)
  7. ge moe poaurten of ij verlies zijne was (=je moet delen met hem want anders zal hij niet meer verder groeien) (Lokers)
  8. goeje roeëd ès good wieëd (=gras gaat niet sneller groeien door eraan te trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. hij hò un pòtverdommeke laote staon èn sondags droeg ie un nondejuuke. (=hij had een klein sikje laten groeien en 's zondags droeg hij een vlinderdasje.) (Tilburgs)
  10. kénder traeje opze kleed mér graute opzen hat (=bij het groeien worden kinderen veel agressiever) (Bilzers)
  11. ne goeje sjoeët krijge (gekrieëgen hëbbe) (=sterk groeien (gegroeid zijn)) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. ne goeje sjoët krijge (=flink groeien op korte tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. ne scheut krijge (=fel groeien (persoon) ) (Diesters)
  14. opgaon wie mikkedeig (=groeien van trots) (Heitsers)
  15. ruuge vreters dij'n 't best (=ruige eters groeien het best) (Westerkwartiers)
  16. Speejers ben deejers (=Babies die spugen, groeien vaak goed) (Texels)
  17. was: Dei plante zijn in de was (=Die planten groeien goed) (Lebbeeks)
  18. wasse waaj de sjampëljoengs (=snel groeien) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. ze és hür beloengskes al op ont bloëze (=ze groeien) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen