12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `groeien`
- boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
- er geen gras over laten groeien (=onmiddellijk profiteren, uitvoeren)
- gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt (=sommige dingen hebben tijd nodig)
- groeien als kool (=snel opgroeien)
- het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
- je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
- luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
- ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
- over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
- tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
- voor galg en rad opgroeien (=vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt)
- waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)
2 betekenissen bevatten `groeien`
- de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
- groeien als kool (=snel opgroeien)
19 dialectgezegden bevatten `groeien`
- 't kan nie op! (=de bomen groeien tot in de hemel) (Munsterbilzen - Minsters)
- ' t hoar zoudt deur joen klakke groeien (=heel veel kosten maken zodat je geld opraakt) (West-Vlaams)
- de sjampëljoeng was tèsse zën teine (=zijn voeten zijn reeds lang niet meer gewassen, er groeien al champignons tussen zijn tenentussen) (Munsterbilzen - Minsters)
- doa zit de krot ì (=iets dat niet wil groeien) (Horster)
- doeër zën broek aut wasse (=fel groeien) (Munsterbilzen - Minsters)
- Fiêze verkes waeren nit vet (=Wie weinig lust zal slecht groeien) (Sevenums)
- ge moe poaurten of ij verlies zijne was (=je moet delen met hem want anders zal hij niet meer verder groeien) (Lokers)
- goeje roeëd ès good wieëd (=gras gaat niet sneller groeien door eraan te trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij hò un pòtverdommeke laote staon èn sondags droeg ie un nondejuuke. (=hij had een klein sikje laten groeien en 's zondags droeg hij een vlinderdasje.) (Tilburgs)
- kénder traeje opze kleed mér graute opzen hat (=bij het groeien worden kinderen veel agressiever) (Bilzers)
- ne goeje sjoeët krijge (gekrieëgen hëbbe) (=sterk groeien (gegroeid zijn)) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne goeje sjoët krijge (=flink groeien op korte tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne scheut krijge (=fel groeien (persoon) ) (Diesters)
- opgaon wie mikkedeig (=groeien van trots) (Heitsers)
- ruuge vreters dij'n 't best (=ruige eters groeien het best) (Westerkwartiers)
- Speejers ben deejers (=Babies die spugen, groeien vaak goed) (Texels)
- was: Dei plante zijn in de was (=Die planten groeien goed) (Lebbeeks)
- wasse waaj de sjampëljoengs (=snel groeien) (Munsterbilzen - Minsters)
- ze és hür beloengskes al op ont bloëze (=ze groeien) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen