14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `buiten`
- buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
- buiten de schreef (=niet meer acceptabel)
- buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
- buiten hem om lopen (=hij heeft er geen invloed over)
- buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
- buiten schot blijven (=niet worden aangetast)
- buiten spel blijven (=(willen) proberen niet betrokken te zijn)
- buiten westen (=bewusteloos)
- buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
- buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
- buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
- de bloemetjes buiten zetten (=uitbundig vieren)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- met de benen buiten hangen (=gezegd als het erg druk is)
28 betekenissen bevatten `buiten`
- de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
- van zijn á propos (=buiten bewustzijn, groggy)
- zin noch wit hebben (=buiten jezelf zijn van woede)
- uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
- onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
- door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
- zo lustig zijn als een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)
- als een olifant in de porseleinkast (=buitengewoon onvoorzichtig of tactloos)
- over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
- een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
- een luchtje happen (=even buiten gaan wandelen)
- een luchtje scheppen (=even buiten gaan wandelen)
- op je duimpje kennen (=heel goed kennen, van buiten weten)
- het houdt geen rooi (=het gaat de perken te buiten)
- het is bij de konijnen af (=het is buitengewoon erg)
- zo gaan er geen twaalf in een dozijn (=het is iets buitengewoons)
- je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
- de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
- het zwarte schaap van de familie (=iemand die een beetje buiten de familie staat qua gedrag)
- in den vreemde (=in het buitenland)
- een frisse neus halen (=naar buiten gaan)
- op den boer (=op den buiten)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- de lachende derde (=persoon die buiten een conflict staat, maar profiteert van de uitkomst)
- een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
- op het gijpen liggen (=stervend of totaal buiten adem zijn)
- aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
- het erg bont maken (=zich al te fel te buiten gaan)
50 dialectgezegden bevatten `buiten`
- 'k ben tendend (=ik ben buiten adem) (Zottegems)
- 'n goeie boer let zien hond d'r met dit weer niet eens uut (=buiten is het noodweer :) (Westerkwartiers)
- 't e (s) fris an de vis, 't e killig (=het is frisjes buiten) (Waregems)
- 't enden oasem (=buiten adem) (Gents)
- 't Hollensj (=Nederland buiten Limburg) (Sjeeter plat)
- 't ieën buiten 't ander (=alles in aanmerking genomen) (Wichels)
- 't is gien weer om de hond noar buut'n te joag'n (=buiten is het slecht weer) (Westerkwartiers)
- 't is ont verdoefen (=het wordt heter buiten) (Sint-Niklaas)
- 't is sjpits boete. (WT) (=Het is koud buiten) (Mechels (NL))
- 't mis mooi weer om 'n aarfenis te verdeel'n (=als het buiten somber weer is :) (Westerkwartiers)
- 't vriest det krakt (=het is ijskoud buiten) (Overpelts)
- 't zwien de bjetn injoagen (=de bloemetjes buiten zetten) (West-Vlaams)
- 't zwin in de bjitn joagen (=de bloemetjes buiten zetten) (West-Vlaams)
- a tert op zènnen oeësem (=door een inspanning buiten adem geraken) (Meers)
- a tert op zènnen oësem (=hij is buiten adem) (Meers)
- a vloog mè mé gieël zénnen battaklang buiten (=hij vloog met zijn hebben en houden buiten) (Meers)
- a' j neet naor buutn gaot, kom ie ok nargens (=Als je niet naar buiten gaat, kom je ook nergens) (Achterhoeks)
- an de reet weest? (=de bloemetjes buiten gezet?) (Westfries)
- aste nie baute rooke kons, gank dan mér baute rooke (=als je niet kan stoppen met roken, ga je maar buiten roken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aut de blaute kop wieëtë (kinnë) (=van buiten weten (kennen)) (Munsterbilzen - Minsters)
- aut te kop kinne (=van buiten kennen) (Munsterbilzen - Minsters)
- autzinnëtig zien van kolaer (=buiten zijn zinnen geraken in volle woede) (Munsterbilzen - Minsters)
- binnenste buiten (=de was links wassen) (Giessendams)
- Boe ligget kniepke? Bouten int zouwke. (=Waar ligt het knoopje? buiten in het gootje.) (Peers)
- Buuten Nolletjie, buutenlangder (=Wonend buiten Spakenburg) (Spakenburgs)
- dae hèt zën toeng op te grond hange (=hij is volledig buiten adem) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hoch ze lich aut (=hij was buiten adem) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae lik vergiet (=hij ligt buiten westen (moe / zat) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- das hie presies eu kiekekot (=waar men zo maar binnen en buiten loopt) (Buggenhouts)
- dat hestou niet fan my hoort (=laat mij er buiten) (Leewarders)
- dat kin ich op me deimke (=dat ken ik van buiten) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat was buut'n mien metwiet'n (=dat ging buiten mij om) (Westerkwartiers)
- de blumegies buten zetten (=de bloemetjes buiten zetten) (Zwols)
- De gait verpenne. (=buiten een plas doen.) (Zaans)
- de hëbs wir te lang ston helvere on de dieër (=je hebt buiten wat lang staan vrijen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kat mèt den hond baute goeje (=als je vrouw het aftrapt, gooi je best alles buiten) (Munsterbilzen - Minsters)
- De mossen valle doad van 't dek (=Het is bloedheet buiten) (Flakkees)
- De mossen valle doad vant dek (=Het is buiten snikheet) (Flakkees)
- de zullezi'tters (=vrouwen / mannen die buiten op de vensterbank leunen) (Oudenhoofs)
- den buidewacht krijën (=buiten vliegen) (Kaprijks)
- den hond gon autlètte (=buiten gaan plassen) (Munsterbilzen - Minsters)
- deur de deur deur, neur buute goan (=naar buiten gaan) (Arnhems)
- die binnen binnen binnen binnen me die buuten binnen binnen buuten (=binnen of buiten) (Zeeuws)
- die butte binne binne butte in die binne binne binne binne (=die buiten zijn zijn buiten en die binnen zijn zijn binnen) (Slands)
- die is van God los! (=die is buiten zinnen!) (Hulsters (NL))
- dit's met gien pen te beschriev'm (=dit gaat alle perken te buiten) (Westerkwartiers)
- doë steet ët koet (=maak je maar rap buiten) (Munsterbilzen - Minsters)
- donker'n: Boëten blijven mé d'n donker'n (=buiten blijven als 't donker is) (Lebbeeks)
- dür te gon fietse hochter ferm opzenen ojem getréd (=na het fietsen was hij volledig buiten adem) (Bilzers)
- E ei ze gariejel aun (=Hij mag niet meer buiten) (Liedekerks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen