Spreekwoorden met `eer`

Zoek


206 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eer`

  1. `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
  2. aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
  3. aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
  4. acht is meer dan duizend (=voorzichtig zijn is het belangrijkste. (woordspeling: acht=`let op` niet `8`))
  5. al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
  6. alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
  7. alle vloed heeft zijn weerloop. (=soms zit het mee en soms zit het tegen)
  8. alle winden hebben hun weerwinden. (=soms zit het mee, soms zit het tegen)
  9. als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
  10. als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
  11. als een furie tekeergaan (=in razende woede tekeergaan)
  12. als een luis op een teerton (=vorderen als een luis op een teerton: niet opschieten)
  13. als een slak op een teerton (=erg traag zijn)
  14. als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
  15. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  16. avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
  17. beer op sokken (=gezegd van een dik, plomp persoon)
  18. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  19. bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
  20. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  21. bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
  22. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  23. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
  24. commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
  25. daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
  26. daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
  27. dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
  28. dat smaakt naar meer (=meer van dat, graag!)
  29. de beer is los (=er gebeurt opeens van alles; er ontstaat ruzie of paniek)
  30. de boel erbij neergooien (=ermee stoppen)
  31. de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
  32. de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
  33. de een scheert schapen, de ander varkens (=het is ongelijk verdeeld in de wereld)
  34. de eerste klap is een daalder waard (=een goed begin is het halve werk)
  35. de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
  36. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  37. de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
  38. de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
  39. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  40. de mijn is verkeerd gesprongen (=ongeveer als: wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in)
  41. de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
  42. de natuur gaat boven de leer (=men volgt eerder zijn karakter dan hetgeen men leert)
  43. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  44. de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
  45. de peer is nog niet rijp (=de zaak is nog niet in orde)
  46. de tafel de nodige eer bewijzen. (=smakelijk gaan eten.)
  47. de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
  48. de teerling is geworpen (=de beslissing is genomen)
  49. de vis is de boet niet weerd (=het sop is de kool niet waard)
  50. de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)

528 betekenissen bevatten `eer`

  1. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  2. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  3. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
  4. al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
  5. alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
  6. er is niets nieuws onder de zon (=alles is al eerder vertoond)
  7. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  8. als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
  9. als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
  10. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  11. de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
  12. hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen))
  13. het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
  14. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  15. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  16. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  17. wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
  18. gedeeld geheim, verloren geheim. (=als je een geheim doorvertelt is het geen geheim meer)
  19. een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
  20. niet geschoten is altijd mis (=als je het niet probeert, komt er ook niks van)
  21. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  22. van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
  23. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  24. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  25. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  26. geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
  27. als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
  28. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  29. oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
  30. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  31. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  32. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  33. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  34. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  35. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  36. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  37. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  38. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  39. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  40. semper idem (=altijd weer hetzelfde)
  41. strijk en zet (=altijd weer opnieuw)
  42. april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
  43. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  44. terug naar af (=begin maar weer opnieuw)
  45. elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
  46. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
  47. de grond onder zich voelen wegzinken (=beschaamd zijn , geen oplossing meer zien)
  48. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  49. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
  50. nood breekt wet (=bij moeilijke omstandigheden is er meer geoorloofd)

41 dialectgezegden bevatten `eer`

  1. 'k ston eer al een eur te schildere (=Ik sta hier al erg lang te wachten) (Antwerps)
  2. 'n kers opstaeke vör d'n duûvel (=aan de verkeerde persoon eer bewijzen) (Weerts)
  3. 's lands wies, 's lands eer (=aanpassen bij de plaatselijke gebruiken) (Westerkwartiers)
  4. ' s laands wies, ' s laand eer (=elke streek heeft zijn gewoontes) (Westerkwartiers)
  5. aon jou is gin eer te b'aole (=aan jou is geen moeite welbesteed) (Oudenbosch)
  6. as 't kaalf verdronk'n is dempt men de put (=er moet eerst een ongeluk gebeuren eer men het euvel verhelpt) (Westerkwartiers)
  7. as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)
  8. da's heul ondaankbaor waark (=aan dat werk valt geen eer te behalen) (Westerkwartiers)
  9. dae lüp op eer (=die is heel voorzichtig) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. de haoën kan zoe hel kraeë as ter wilt, ët zin toch de hinne daaj de eer lègge (=de man mag zeggen wat hij wil, maar de vrouw beslist) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. de kons geen eer bakke zonderze te braeke (=waar gehakt wordt, vallen spaanders) (Bilzers)
  12. de moes zën eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=je moet het risico altijd wat verdelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. de moes zër eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=nooit op één paard wedden !) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. doeë zin ook eer mèt twei dojers (=er zijn mensen die altijd geluk hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. eer dat je klaar bent (=na het wachten totdat je klaar bent,) (Utrechts)
  16. eer ekster woeint oeig (=ze heeft lange benen) (Aalsters)
  17. eer ekster woejnt eugh (=Ze heeft lange benen) (Ninoofs)
  18. eer kieze vër ze geld (=handje contantje) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. eerst denk' n, dan doen (=bezint eer gij begint) (Westerkwartiers)
  20. ët zal nog ferm stöbbë eî ët zoe weid ès (=er zal nog menig woordje gesproken worden eer het opglost raakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Hij is in zij gat gebeten (=Hij is in zijn eer gekrenkt) (Bevers)
  22. ij es op zen tiejnen getorren (=gekrenkt zijn in zijn eer) (Moorsel)
  23. kaokële ès geen kuns, eer lègge waol! (=makkelijker gezegd dan gedaan!) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. kaokëlë ès geen kuns, mèr eer lègge waol (=het is makkelijker gezegd dan gedaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. kaokële ès niks, mér eer lègge ès kuns (=het uitleggen is goed, maar het ook doen is andere koek) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Kaokële kan ielek, mér eer lègge nie (=de uitleg is mooi, nu nog doen!) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. kaokële konne alle hinne, mér eër lègge ès nog ën aanderr zaok (=veel gescheer, maar weinig wol....) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. kiek mér goed aut zën koetër eistë ë vroomësop tich trèks (=let maar goed op eer je je aanlegt met een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. mèttich ès geen eer te behaole (=dat is weggegooide moeite) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. on dich ès geen eer te haole (=je bent niet fel dankbaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. op eer loppe (=zeer voorzichtig handelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. raaj naut heller dan zene ingelbewaorder kan vliege (=bezint eer je begint) (Bilzers)
  33. slands wijs slands eer (=ieder zijn gewoonte) (Graauws)
  34. slands wijs slands eer (=ieder het zijn gewoonte) (Graauws)
  35. te vrig gezaach, te laot bedaach, hèt minnig mins èn de misiëre gebraach (=bezint eer je begint!) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. un bescheten commisse (=Opdracht waarvan je geen eer kunt halen) (Lokers)
  37. vurdègget wit, ist zo wèèd. (=eer je er erg in hebt, is het zo ver.) (Tilburgs)
  38. wae viël kaokëlt, moet ook eêr lègge (=wie alles beter weet, moet dat ook maar uitvoeren) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. wel 't dut moet 't wiet'n (=bezint eer gij begint) (Westerkwartiers)
  40. ze kies eer vër hër geld (=als een bij naar huis toe vlucht, hangt er regen in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. zen eer nie allemaol èn dezelfde kürf legge (=geen risico nemen!) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen