206 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eer`
- `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
- aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
- aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
- acht is meer dan duizend (=voorzichtig zijn is het belangrijkste. (woordspeling: acht=`let op` niet `8`))
- al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
- alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
- alle vloed heeft zijn weerloop. (=soms zit het mee en soms zit het tegen)
- alle winden hebben hun weerwinden. (=soms zit het mee, soms zit het tegen)
- als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
- als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
- als een furie tekeergaan (=in razende woede tekeergaan)
- als een luis op een teerton (=vorderen als een luis op een teerton: niet opschieten)
- als een slak op een teerton (=erg traag zijn)
- als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
- als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
- avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
- beer op sokken (=gezegd van een dik, plomp persoon)
- beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
- bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
- bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
- bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
- bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
- bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
- commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
- daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
- daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
- dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
- dat smaakt naar meer (=meer van dat, graag!)
- de beer is los (=er gebeurt opeens van alles; er ontstaat ruzie of paniek)
- de boel erbij neergooien (=ermee stoppen)
- de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
- de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
- de een scheert schapen, de ander varkens (=het is ongelijk verdeeld in de wereld)
- de eerste klap is een daalder waard (=een goed begin is het halve werk)
- de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
- de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
- de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
- de mijn is verkeerd gesprongen (=ongeveer als: wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in)
- de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
- de natuur gaat boven de leer (=men volgt eerder zijn karakter dan hetgeen men leert)
- de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
- de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
- de peer is nog niet rijp (=de zaak is nog niet in orde)
- de tafel de nodige eer bewijzen. (=smakelijk gaan eten.)
- de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
- de teerling is geworpen (=de beslissing is genomen)
- de vis is de boet niet weerd (=het sop is de kool niet waard)
- de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
528 betekenissen bevatten `eer`
- aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen)
- aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
- met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
- al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
- alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
- er is niets nieuws onder de zon (=alles is al eerder vertoond)
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
- als er één schaap over de dam is, volgen er meer (=als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel)
- de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
- de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
- hoe meer vis, hoe droever water (=als er meer mensen komen valt er minder te verdelen (erfenissen))
- het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
- als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
- eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
- je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
- wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
- gedeeld geheim, verloren geheim. (=als je een geheim doorvertelt is het geen geheim meer)
- een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
- niet geschoten is altijd mis (=als je het niet probeert, komt er ook niks van)
- ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
- van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
- uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
- in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
- als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
- meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
- oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
- een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
- wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
- de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
- men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
- oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
- als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
- recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
- de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
- draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
- wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
- semper idem (=altijd weer hetzelfde)
- strijk en zet (=altijd weer opnieuw)
- april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
- armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
- terug naar af (=begin maar weer opnieuw)
- elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
- ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
- de grond onder zich voelen wegzinken (=beschaamd zijn , geen oplossing meer zien)
- met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
- op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
- nood breekt wet (=bij moeilijke omstandigheden is er meer geoorloofd)
41 dialectgezegden bevatten `eer`
- 'k ston eer al een eur te schildere (=Ik sta hier al erg lang te wachten) (Antwerps)
- 'n kers opstaeke vör d'n duûvel (=aan de verkeerde persoon eer bewijzen) (Weerts)
- 's lands wies, 's lands eer (=aanpassen bij de plaatselijke gebruiken) (Westerkwartiers)
- ' s laands wies, ' s laand eer (=elke streek heeft zijn gewoontes) (Westerkwartiers)
- aon jou is gin eer te b'aole (=aan jou is geen moeite welbesteed) (Oudenbosch)
- as 't kaalf verdronk'n is dempt men de put (=er moet eerst een ongeluk gebeuren eer men het euvel verhelpt) (Westerkwartiers)
- as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)
- da's heul ondaankbaor waark (=aan dat werk valt geen eer te behalen) (Westerkwartiers)
- dae lüp op eer (=die is heel voorzichtig) (Munsterbilzen - Minsters)
- de haoën kan zoe hel kraeë as ter wilt, ët zin toch de hinne daaj de eer lègge (=de man mag zeggen wat hij wil, maar de vrouw beslist) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kons geen eer bakke zonderze te braeke (=waar gehakt wordt, vallen spaanders) (Bilzers)
- de moes zën eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=je moet het risico altijd wat verdelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes zër eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=nooit op één paard wedden !) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë zin ook eer mèt twei dojers (=er zijn mensen die altijd geluk hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- eer dat je klaar bent (=na het wachten totdat je klaar bent,) (Utrechts)
- eer ekster woeint oeig (=ze heeft lange benen) (Aalsters)
- eer ekster woejnt eugh (=Ze heeft lange benen) (Ninoofs)
- eer kieze vër ze geld (=handje contantje) (Munsterbilzen - Minsters)
- eerst denk' n, dan doen (=bezint eer gij begint) (Westerkwartiers)
- ët zal nog ferm stöbbë eî ët zoe weid ès (=er zal nog menig woordje gesproken worden eer het opglost raakt) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hij is in zij gat gebeten (=Hij is in zijn eer gekrenkt) (Bevers)
- ij es op zen tiejnen getorren (=gekrenkt zijn in zijn eer) (Moorsel)
- kaokële ès geen kuns, eer lègge waol! (=makkelijker gezegd dan gedaan!) (Munsterbilzen - Minsters)
- kaokëlë ès geen kuns, mèr eer lègge waol (=het is makkelijker gezegd dan gedaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- kaokële ès niks, mér eer lègge ès kuns (=het uitleggen is goed, maar het ook doen is andere koek) (Munsterbilzen - Minsters)
- Kaokële kan ielek, mér eer lègge nie (=de uitleg is mooi, nu nog doen!) (Munsterbilzen - Minsters)
- kaokële konne alle hinne, mér eër lègge ès nog ën aanderr zaok (=veel gescheer, maar weinig wol....) (Munsterbilzen - Minsters)
- kiek mér goed aut zën koetër eistë ë vroomësop tich trèks (=let maar goed op eer je je aanlegt met een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- mèttich ès geen eer te behaole (=dat is weggegooide moeite) (Munsterbilzen - Minsters)
- on dich ès geen eer te haole (=je bent niet fel dankbaar) (Munsterbilzen - Minsters)
- op eer loppe (=zeer voorzichtig handelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- raaj naut heller dan zene ingelbewaorder kan vliege (=bezint eer je begint) (Bilzers)
- slands wijs slands eer (=ieder zijn gewoonte) (Graauws)
- slands wijs slands eer (=ieder het zijn gewoonte) (Graauws)
- te vrig gezaach, te laot bedaach, hèt minnig mins èn de misiëre gebraach (=bezint eer je begint!) (Munsterbilzen - Minsters)
- un bescheten commisse (=Opdracht waarvan je geen eer kunt halen) (Lokers)
- vurdègget wit, ist zo wèèd. (=eer je er erg in hebt, is het zo ver.) (Tilburgs)
- wae viël kaokëlt, moet ook eêr lègge (=wie alles beter weet, moet dat ook maar uitvoeren) (Munsterbilzen - Minsters)
- wel 't dut moet 't wiet'n (=bezint eer gij begint) (Westerkwartiers)
- ze kies eer vër hër geld (=als een bij naar huis toe vlucht, hangt er regen in de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
- zen eer nie allemaol èn dezelfde kürf legge (=geen risico nemen!) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen