9 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ziek`
- de lepelziekte hebben (=weinig eten)
- een ziekte komt te paard en gaat te voet (=men wordt snel ziek maar genezen duurt lang)
- een ziekte komt te paard en gaat te voet. (=snel ziek worden, maar langzaam genezen)
- er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
- er zit muziek in (=het is veelbelovend)
- het is de toon die de muziek maakt (=het gaat om de manier waarop iets gezegd wordt)
- in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
- ziek of ziekenhuis? (=eind aan discussie maken)
- zo ziek als een hond zijn (=zeer ziek zijn, doodziek op bed liggen)
25 betekenissen bevatten `ziek`
- niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
- met een been in het graf staan (=bijna dood, ernstig ziek)
- op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
- een doos van Pandora zijn (=een bron van problemen, ellende, ziekte en misère zijn)
- de lange weg maakt een moede man (=een langdurige ziekte leidt tot uitputting)
- van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
- je kan beter naar de bakker dan naar de apotheker gaan. (=eten is gezond, de apotheker bezoek je als je ziek bent.)
- in zijn laatste schoenen lopen (=het einde naderen - erg ziek zijn)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- een ziekte komt te paard en gaat te voet (=men wordt snel ziek maar genezen duurt lang)
- weer op de been zijn (=niet langer ziek zijn)
- niet goed bij zijn positieven zijn (=niet op zijn gemak zijn, een beetje ziek zijn)
- krakende wagens lopen/rijden het langst (=nieuw hoeft niet altijd beter te zijn / mensen die vaak ziek zijn worden vaak toch heel oud)
- geen olie meer in de lamp hebben (=platzak zijn - levensmoe (of ernstig ziek))
- witte paarden hebben veel stro nodig (=pronkzieke vrouwen kosten veel geld)
- een ziekte komt te paard en gaat te voet. (=snel ziek worden, maar langzaam genezen)
- onder de voet geraken (=uitgeput raken, ziek worden)
- zachte winters, vette kerkhoven (=zachte winters geven vaak aanleiding tot meer ziekten dan strenge winters)
- zo ziek als een hond zijn (=zeer ziek zijn, doodziek op bed liggen)
- de visjes gaan voeren (=zeeziek zijn en overgeven)
- in de mat zijn (=ziek of ongesteld zijn)
- er onderdoor gaan (=ziek worden, bankroet gaan, oververmoeid raken)
- in de lappenmand zitten (=ziek zijn)
- patattenbloed hebben (=ziekelijk zijn)
- het komt te paard en het gaat te voet. (=ziekte en ongeluk komen vaak heel plotseling, maar het duurt lang voordat men weer hersteld is)
50 dialectgezegden bevatten `ziek`
- ' k zen ondervloogen (=Beetje ziek zijn) (Herentals)
- 'k vuul me nie goe (=Ik ben ziek) (Herentals)
- 'ne Naate paol es gauw beraengeltj (=Iemand die zwak is, wordt vlug ziek) (Weerts)
- 't doo (ds) kerrukkun over zijne rug voele rijn (=zeer bevreesd zjn om te sterven, zwaar ziek zijn) (Sint-Niklaas)
- 't Is bai jou nèt weduwnaarspain. (=Jij knapt altijd snel weer op wanneer je eens ziek bent.) (Zaans)
- 't is beter eetn of 't bedde versleten (=beter niet ziek zijn) (Veurns)
- ' t es ne veugel veur de katte (=hij is zwaar ziek) (Gents)
- Aj in Beilen verkolden wordt, bi'j in Börk ziek en in Elp dood. (=mensen overdrijven altijd) (Drents)
- Altaid ziek en nooit dood. (=Altijd kwaaltjes hebben.) (Zaans)
- Altijd ziek maar nimmer doôd (vaak misbruikt tegen chronisch zieken) (=Je klaagt altijd maar mankeert nooit echt wat.) (Utrechts)
- As nen boer nich klaagt is hee zeeke (=Als een boer niet klaagt, is hij ziek) (Twents)
- as oewe kop op un vaarke ston zouwe ze ze-gge datt beesje ziek waar (=jij ziet er niet uit) (Oudenbosch)
- bèste zik, de bès zoe stil (=ben je ziek anders ben je toch niet zo stil) (Munsterbilzen - Minsters)
- buuten daj zieëk ziet (=behalve je ziek bent) (Veurns)
- dae hèttët ferm zitte (=die is ferm ziek) (Munsterbilzen - Minsters)
- Das nen karottetrekker, diee spelt karotte (=Iemand die veinst dat hij ziek is) (Herentals)
- din zal de koekoek nit mieer hure (=werd weleens gezegd van iemand die erg ziek was) (Sevenums)
- Doe bis krank in diene kop! (=je bent ziek in je hoofd!) (Limburgs)
- dow bis zeek in de kop / of dow hes un rij panne los (=Jij bent ziek in je hoofd!) (Sevenums)
- e lupt mé zain schup oep zain schaaver (=Iemand die ongeneeslijk ziek is) (Londerzeels)
- ee luept mee de duoe op zijn lijf (=hij ziet er heel ziek uit) (Lochristis)
- énet olsan de rippe of de schitte (=Hij is altijd ziek) (West-Vlaams)
- et goed zitten höbbe (=goed ziek (verkouden) zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ge zit ziek in jon (ne) kop! (=U hebt ze niet alle vijf meer.) (Lauws)
- ge zoet er koede kurs van kriegn (=je zou er ziek van worden) (Kortemarks)
- ge zy beetre mè ne gezoendn eezle dan mèt e ziek pêird (=als hij maar gezond is) (Lichtervelds)
- get manki (=ziek zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae is sjaemel (=hij is ernstig ziek) (Kessels)
- hae kan slecht (=het gaat niet goed met iemand, sukkelt of is ziek) (Weerts)
- hae kin zich zien letste pekse aan laote maeten (=hij is zeer ernstig ziek) (Venloos)
- hè is aardig duur de tek gegange (=hij ziet er de laatste tijd ziek uut) (Opglabbeeks)
- Hebbie opt hoekie gestaan? (=Tegen iemand die verkouden of ziek is:) (Dordts)
- Hi-j lop nog bi-j de waarken (=Herstellende van ziek zijn maar nog niet voor de 100 procent in staat om arbeid te verrichten) (Giethoorns)
- Hij hee wa opgeschaart (=Hij is ziek geworden) (Bevers)
- hij heefd een toakelinge gehad (=hij is zwaar ziek geweest) (Ursels)
- Hij is op stervun na, Doad. (=Het gaat slecht met hem, hij is ernstig ziek) (Utrechts)
- hij lig tege 't mies aon (=hij blijft ziek op bed liggen) (Prinsenbeeks)
- hij, zij, is een Sintemedunk (=Denken dat je ziek bent) (Loois)
- ie es omverre (=hij is wat ziek) (Waregems)
- iet an't bruu (=ziek aan 't worden) (Walshoutems)
- ig zen gin chic we-jat (=ik ben ziek - ik ben niets waard) (Wommersoms)
- ig zen zoewe ziek as nen hond (=ik ben ziek) (Wommersoms)
- ij mot om klappes (=hij is ongeneeslijk ziek) (Oudenbosch)
- ij rijt den birg af, ij rijt de mort af (=iemand die erg ziek is) (Gents)
- ik heb 't slim te pakk'n (=ik ben erg ziek) (Twents)
- ik zen nie goe (=ik ben ziek) (Geels)
- in de lapmand liggen (=ziek zijn) (Beerses)
- Je klem vretuh. Hij hep/ heef zich heulemaal klem zitten vretun. (=Veel eten, teveel eten, je ziek eten) (Utrechts)
- je lig ip den blèek (=hij is ziek na een avondje stappen) (Kortrijks)
- je staot ol met één bièèn int graf (=hij is dodelijk ziek) (Kortemarks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen