passen
werkw.
1) de juiste maat hebben | Voorbeelden: | `Het past precies.`, `Dit dopje past niet op deze fles.`, `Zijn trouwpak past hem na dertig jaar nog steeds.` | |
| Synoniem: | aansluiten |
2) proberen of een kledingstuk de juiste maat heeft 3) precies het juiste bedrag betalen | Voorbeeld: | `gepast betalen` | |
Synoniemen
aan proberen aanpassen aanproberen afmeten aftellen afzien van behoren betamen betreffen bijpassen conveniëren deugen geld afpassen gelegen komen gepast betalen geschikt zijn horen op proef aantrekken passend zijn proberen schikken schreden staan stappen treden uitkomen voegen voetstappen Spreekwoorden en zegswijzen
• op je tellen
passen (=voorzichtig zijn)• met
passen en met meten wordt de meeste tijd versleten
(=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)• daar valt wel een mouw aan te
passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)• bij elkaar
passen als twee trommelstokken
(=goed bij elkaar passen)Naar de spreekwoorden6 definities op Encyclo
- Uit `De lagere vaktalen: De spinners-en weverstaal` 1914 het werk op de vereischte maat stellen.
- 'Passen' is een spelterm die aangeeft dat men zijn beurt overslaat en/of geen gebruik maakt van het recht een handeling te verrichten. Passen komt onder meer voor bij de bieding van een kaartspel, bij veel taalspelen, en bij enkele bordspelen.
- [I] afpassen; van pas zijn; overeenstemmen, passend zijn; betamen [II] zijn beurt voorbij laten gaan
- precies de goede maat zijn vb: dit jasje past me goed het was passen en meten [het kostte veel moeite]
- 1) Goed zitten 2) Lijken 3) Behoren 4) Toekomen 5) Nauwkeurig afmeten 6) Deugen 7) De juiste maat afmeten 8) Moeten 9) Naaien 10) Betamen 11) Vallen 12) Toestaan 13) Reguleren 14) Betreffen 15) Staan 16) Beurt voorbij laten gaan 17) Kwadreren 18) Netjes zijn beurt voorbij laten gaan 19) Stappen 20) Niet vrage...
Toon uitgebreidere definitiesDeze woorden beginnen met passen:
•
passen bij•
passen op•
passen voor•
passend•
passendheidDeze woorden eindigen op passen:
•
aanpassen•
bijpassen•
inpassen•
oppassen•
toepassen•
waterpassen•
afpassenHerkomst volgens etymologiebank.nl
passen (afmeten; in orde zijn; niet meedoen)Taaladvies
- Mag je zeggen Ik pas deze schoenen niet als je bedoelt dat de schoenen niet goed om de voet sluiten? Zie Deze schoenen passen mij niet / Ik pas deze schoenen niet
- Waar komt ergens een mouw aan passen vandaan en wat betekent het? Zie Ergens een mouw aan passen
- Wat is juist: `Die broek pas ik eigenlijk niet meer` of `Die broek past mij eigenlijk niet meer`? Zie Ik pas / mij past die broek niet meer
Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van passen?
De verleden tijd van passen is 'paste'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gepast'.
Wat betekent passen?
'de juiste maat hebben' en 'proberen of een kledingstuk de juiste maat heeft' en 'precies het juiste bedrag betalen'
Hoe spel je passen?
passen spel je P A S S E N
Wat is een ander woord voor passen?
Andere woorden voor passen zijn aan proberen, aanpassen, aanproberen, afmeten, aftellen, afzien van, behoren, betamen, betreffen, bijpassen, conveniëren, deugen, geld afpassen, gelegen komen, gepast betalen, geschikt zijn, horen, op proef aantrekken, passend zijn, proberen, schikken, schreden, staan, stappen, treden, uitkomen, voegen en voetstappen.Op andere websites
Zoek
passen op Woordenlijst.org
Zoek
passen op Google
Zoek
passen op Wikipedia