deugen

werkw.
Uitspraak:  [ˈdøxə(n)]
Afbreekpatroon:  deu·gen
Vervoegingen:  deugde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gedeugd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) goed zijn, in orde zijn
Voorbeeld:  `Die fiets deugt niet. Ik kan er niet mee wegrijden.`
niet willen deugen  (onaangepast gedrag vertonen) `Op school wilde hij niet deugen, maar nu heeft hij een goede baan.`

2)
deugen voor (een vak)  (geschikt zijn voor) `Zou ik niet deugen voor leraar?`


Synoniemen
conveniëren   passen   uitkomen   

Intensiveringen
Hoe kun je deugen krachtiger uitdrukken?
voor geen cent deugen;

3 definities op Encyclo
  • 1) Braaf zijn 2) Passen 3) Van goede hoedanigheid zijn 4) Goed in orde zijn 5) Goed oppassen 6) Goed zijn 7) Goed zijn voor 8) Betrouwbaar zijn 9) Conveniëren 10) Uitkomen 11) Geschikt zijn 12) Geschikt zijn voor iets 13) Geschikt zijn voor 14) In orde zijn
  • goed zijn
  • goed zijn Jaar van herkomst: 1240 (Bern. )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
deugen (geschikt zijn, juist zijn; oppassend zijn)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van deugen?
De verleden tijd van deugen is 'deugde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gedeugd'.
Wat betekent deugen?
'goed zijn, in orde zijn' en ''
Hoe spel je deugen?
deugen spel je D E U G E N
Wat is een ander woord voor deugen?
Andere woorden voor deugen zijn conveniëren, passen en uitkomen.

Op andere websites
Zoek deugen op Woordenlijst.org
Zoek deugen op Google
Zoek deugen op Wikipedia