afpakken

werkw.
Uitspraak:  [ˈɑfpɑkə(n)]
Afbreekpatroon:  af·pak·ken
Vervoegingen:  pakte af (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft afgepakt (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

tegen iemands zin van iemand wegnemen
Voorbeeld:  `speelgoed van je zusje afpakken`
Synoniem:  afnemen


Synoniemen
afladen   afnemen   aftroggelen   bietsen   gappen   grissen   inpikken   ontfutselen   pikken   

4 definities op Encyclo
  • •ontnemen
  • het bij hem weghalen vb: ik heb het mes van het kind afgepakt Synoniemen: afnemen ontnemen
  • 1) Afnemen 2) Afnemen van bezit 3) Wegnemen 4) Afpikken 5) Bietsen 6) Gappen 7) Ontnemen 8) Ontfutselen 9) Grissen 10) Aftroggelen 11) Tegen wil en dank ontnemen 12) Inpikken 13) Zich toe-eigenen 14) Wringen 15) Pikken 16) Afladen
  • het afnemen van crimineel verkregen vermogen
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afpakken?
De verleden tijd van afpakken is 'pakte af'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgepakt'.
Wat betekent afpakken?
'tegen iemands zin van iemand wegnemen'
Hoe spel je afpakken?
afpakken spel je A F P A K K E N
Wat is een ander woord voor afpakken?
Andere woorden voor afpakken zijn afladen, afnemen, aftroggelen, bietsen, gappen, grissen, inpikken, ontfutselen en pikken.

Op andere websites
Zoek afpakken op Woordenlijst.org
Zoek afpakken op Google
Zoek afpakken op Wikipedia