Spreekwoorden met `zijde`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zijde`

  1. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  2. aan gene zijde van het graf (=na de dood)
  3. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  4. naai geen zakken met zijde (=verspil geen dingen aan iets wat niet wordt gewaardeerd)

2 betekenissen bevatten `zijde`

  1. alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
  2. in dorso (=op keerzijde)

50 dialectgezegden bevatten `zijde`

  1. 'k oë malsjanse (=ik had het geluk niet aan mijn zijde) (Waregems)
  2. Ane ginne kantj (=Aan de andere zijde) (Hunsels)
  3. as ge da geleuft zijde van e goe joar (=naief zijn) (Leefdaals)
  4. dan zijde deurt oog van de naold gekrope (=dan heb je veel geluk gehad) (Oudenbosch)
  5. dan zijde gekuld (=dan zit je met de gebakken peren) (Oudenbosch)
  6. dan zijde gijur belangenaon nog nie (=dan ben je nog helemaal niet klaar) (Oudenbosch)
  7. dan zijde wijt vanuis (=dan is er weinig meer aan te doen) (Oudenbosch)
  8. dan zijde wir un bietje tuis ee (= () vertrouwd als vroeger) (Oudenbosch)
  9. daor zijde gij nog nie meej aon de nuuw erpels (=daar ben je nog niet mee klaar) (Oudenbosch)
  10. daor zijde goed mee (=daar zit je mee opgescheept) (Oudenbosch)
  11. daor zijde veul beter meejaf (=daar heb je veel meer aan) (Oudenbosch)
  12. diejen twilling ha òn swirskaante krèk haorindere kaole kènderköpkes (=die tweeling had aan beide zijde precies dezelfde kale kinderhoofdjes) (Tilburgs)
  13. ge zijt un stuk ellende en daor zijde gelijk mee gepreze (=je hebt mij wederom teleurgesteld) (Oudenbosch)
  14. Geenènd (=Aan de andere zijde) (Geffes)
  15. Gift hier wè! (=Kunt u deze zijde van de bar aub van een consumptie voorzien?) (Berlicums)
  16. hai bloast kaaw en wèreem (=geen zijde kiezen in een dispuut) (Arendonks)
  17. hei droit gelaik den haun oep de kerktoren (=iemand die steeds de zijde van de meerderheid kiest) (Buggenhouts)
  18. jaa mee Fraanse, mee mijn; zijde gij da Fraans, zijde gij ut? (= (tel.) hallo met Frans; ben jij het die belt) (Oudenbosch)
  19. Langs swies zijde (=Langs beide kanten) (Herentals)
  20. Ne mutten zijde maar voor 1 jaar, nen ezel blijfde gans u leven (=Een kalf blijf je maar voor 1 jaar, een ezel blijf je heel je leven lang) (Moorsel)
  21. oeneer zijde gij vorrut lest op de Kaai gewiest? (=ben je recent nog aan de Kade geweest?) (Oudenbosch)
  22. oeneer zijde gijdur uitgenaait? (klooster (St.Louis) verlaten) (=wanneer ben jij er vandoor gegaan?) (Oudenbosch)
  23. Omvaar paaren (=Op zijn zijde vallen) (Bevers)
  24. unne zèèje plàstròn (=een zijde stropdas) (Tilburgs)
  25. Vaan wie zijde gij dur ièntju (=wat is je achternaam) (Brakels (gld))
  26. Van wie zijde gai eentje (=Wie zijn jou ouders) (Noorderkempisch)
  27. Van wie zijde gij (er ene) (=Wie zijn jou vader en of moeder) (Bergs)
  28. van wie zijde gij d'r ene? (=wie zijn jouw ouders?) (Kerkdriels)
  29. van wiëds kant (=van beider zijde) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. Van wies zijde gij d'r éne (=Van wie ben jij er een) (Werkendams)
  31. vanwaerre zijde guldre (=vanwaar zijn jullie?) (Sint-Laureins)
  32. vanwaerre zijde guldre? (=vanwaar zijn jullie ?) (Sint-Laureins)
  33. vër zoeweinig geld maus te mich van toere ës koeëme umdraeë èn de zon (=als je zo weinig betaalt, mag je me soms eens komen op een andere zijde draaien als ik op vakantie ben) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. wa zijde 't aon't begaoje (=wat maak je er een puinhoop van) (Roosendaals)
  35. wa zijde gij toch nun oontige daarm (=wat ben jij toch een viespeuk) (Oudenbosch)
  36. wat zijde gè dor ont koekeloeren (=naar wat sta jij te kijken?) (Sint-Niklaas)
  37. Wie zijde gij? (=Wie ben jij?) (Roosendaals)
  38. zijde geraokt? (=ben je boos en beledigd?) (Brabants)
  39. zijde gij benukt (=laat je niets wijsmaken) (Oudenbosch)
  40. zijde gij dun leutigste tuis (=doe eens normaal man) (Oudenbosch)
  41. zijde gij er nie inne van... ? (=ben jij er niet één van... ?) (Brabants)
  42. zijde gij eulemaol benukt (=ben je nou helemaal gek) (Oudenbosch)
  43. zijde gij kiens aon ut worre? (=ben je gek aan het worden!) (Oudenbosch)
  44. zijde gij ni goe (=ben je gek) (Leopoldsburgs)
  45. zijde gij ni goe? (of: gaa zennichoeseker?) (=ben je niet goed wijs?) (Antwerps)
  46. zijde gij nie abuis? (=vergis jij je niet?) (Oudenbosch)
  47. zijde gij nog nie weg? (=ben jij er nog?) (Oudenbosch)
  48. zijde gij nouw van de pot gerukt?! (=ben jij nou mal?!) (brabants)
  49. zijde gij van god verlaote? (=ben jij nou helemaal niet goed geworden?) (Oudenbosch)
  50. zijde gij van Kasdonk (=Kom je uit Kalsdonk) (Roosendaals)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen