13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vinden`
- daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
- de hond in de pot vinden (=te laat zijn voor het eten (alles is op))
- een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
- een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
- geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
- genade vinden (=ergens geen straf voor krijgen of iets niet toegerekend worden)
- het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- het wiel opnieuw uitvinden (=dubbel werk doen)
- je draai niet kunnen vinden (=ergens niet kunnen aarden)
- je draai vinden (=zijn plekje vinden)
- je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
- wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
55 betekenissen bevatten `vinden`
- waar een wil is is een weg (=als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel)
- daar valt wel een mouw aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)
- dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
- iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
- de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
- het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
- een nieuwe bron aanboren (=een nieuwe manier vinden om iets te krijgen)
- eruit komen (=een oplossing vinden)
- de kool en de geit sparen (=een oplossing vinden waar beide partijen tevreden mee kunnen zijn)
- vegen met de spons van blanus (=een teleurstelling ondervinden)
- het gras is altijd groener bij de buren (=er is altijd iets te vinden om jaloers op te zijn)
- in het duister tasten (=er niets over weten, geen aanknopingspunten vinden)
- er een vuile pijp aan roken (=er veel nadeel van ondervinden)
- er een lelijke pijp aan roken (=er veel schade van ondervinden)
- er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
- tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
- een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
- met een lantaarn te zoeken (=heel zeldzaam , moeilijk te vinden)
- er is maar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
- in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
- geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
- met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
- `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
- als een vis op het droge (=iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuis hoort)
- iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
- iemand niet kunnen zetten (=iemand niet aardig vinden)
- zwaar op de maag liggen (=iets een moeilijk probleem vinden)
- de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
- er op gebrand zijn (=iets heel erg fijn vinden en er naar streven)
- in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
- alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
- er de balen van hebben (=iets niet meer leuk vinden en willen dat het stopt)
- er niet om malen (=iets onbelangrijk vinden)
- geen oortje kunnen schelen. (=iets onbelangrijk vinden (oortje = ± een halve cent))
- vijf poten aan een kalf/schaap zoeken (=iets proberen te vinden dat er niet is)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- een naald in een hooiberg/hooimijt zoeken (=iets zoeken dat bijna niet te vinden is)
- een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
- je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
- een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
- over zijn nek gaan (=overgeven, braken, iets vies vinden)
- het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
- aan zijn gerief komen (=vinden wat men nodig heeft (inz. seksuele behoeften))
- geen pot zo scheef of er past een deksel op (=voor iedereen is wel een levenspartner te vinden)
- wie niet horen wil, moet voelen (=wie niet luistert naar wijze raad, of wie ongehoorzaam is, zal de gevolgen wel aan den lijve ondervinden)
- kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
- de ganzen geloven niet dat de kuikens hooi eten. (=zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen geloof.)
- als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
- in het hoekje zitten waar de slagen vallen (=zich in een groep bevinden die altijd het moeilijk heeft of problemen krijgt)
- elkaar een hand kunnen geven (=zich in een vergelijkbare situatie bevinden)
50 dialectgezegden bevatten `vinden`
- 'k lust er wel schoenen met lakneuzen van (=iets lekker vinden) (Rotterdams)
- 't ael es nog nie van au gat gespoeld [hoewel dit nergens terug te vinden is moet `ijl` hier `vruchtwater`betekenen] / ge zèe nog nie druëg achter au uëren (=je komt net kijken) (Wichels)
- 't is aolt van iet da nen puit geen haor eet (=Er is voor alles wel een reden te vinden) (Bevers)
- 't Laeve det wae te kort vinje bestuit meistal oet daag diej wae te langk vinje! (=Het leven dat wij te kort vinden bestaat grotendeels uit dagen die wij te lang vinden!) (Kinroois)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- aarng's waterloo vienden (=ergens waterloo vinden) (Westerkwartiers)
- Achter de bânk goeze (=Iets niet van belang vinden) (Weerts)
- aste geen taan hëbs, hoeste ze ook nie te poetse (=veel mensen zouden het fijn vinden als ze ook eens met hun mond vol tanden zouden staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- da kannik misse as kouwe pap (=iets helemaal niet fijn vinden) (Oudenbosch)
- Dae ' t thoes neet kan kieëre zal ' t örges anges zeldje lieëre! (=Die thuis zijn draai niet kan vinden zal het ergens anders moeilijk leren!) (Kinroois)
- dae wor tër nie zoe sjiëtëg op (=hij was er niet zo voor te vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- de'n ond is over taofel (=de hond in de pot vinden) (Graauws)
- die gaon aart (=die vinden erg veel aftrek) (Oudenbosch)
- die hame zich (=zij kunnen het goed met elkaar vinden) (Heitsers)
- die vlieger gijt niet op (=dat kan geen doorgang vinden) (Westerkwartiers)
- doë bèn ich nie sjieëtëg op (=daar ben ik niet voor te vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë worter nie sjiëteg op (=hij was er niet voor te vinden) (Bilzers)
- doeë bèn ich nie sjieëtig op (=daar ben ik niet zo voor te vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- e lidsje besteed aut naute, ook valse (=het leven is één muziekparade als we de juiste noten vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- e uigske op iemand hebben. (WT) (=Iemand leuk vinden) (Mechels (NL))
- een vies maul trop trèkke (=iets niet mooi of goed vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- er schik in hebben (=het aangenaam vinden) (Werviks)
- etwoar e gatje viengn (=ergens een vrij moment vinden) (Veurns)
- ge zuukt mee oe neusgoaten (=je kunt 't niet vinden) (Tilburgs)
- Geliek vjè lèk zich (=Mensen van gelijke stand weten zich te vinden) (Berg en Terblijts)
- goeëd overieënkommen (=het goed met elkaar kunnen vinden) (Wichels)
- goeie road is duur (=het beste advies is moeilijk te vinden) (Westerkwartiers)
- Haa's poerre (=Hij is er vandoor; hij is nergens meer te vinden) (Aarschots)
- hae hoekdje zich, zoeëdet ze ‘m neet kóste vinje mèt stokverberge (=hij maakte zich klein zodat ze hem niet konden vinden met verstoppertje (hoeke = op de hurken gaan zitten, stokverberge = verstoppertje spelen)) (Heitsers)
- Het un bietje mee mekaor kenne veine (=Het een beetje met elkaar kunnen vinden) (Valkenswaards)
- Hij heb 'n goed hart, maar ze motte het gekookt op z'n rug hange. Zo laag zodat de honde d'r bij kenne (=iemand niet aardig maar ook niet gemeen vinden) (Rotterdams)
- Hij heeft een goed hart, het had alleen gekookt op z'n rug motte hange. (=iemand niet aardig en niet gemeen vinden) (Rotterdams)
- hij was ien gien veld'n of weeg'n meer te bekenn'n (=hij was nergens meer te vinden) (Westerkwartiers)
- iet bloewet pissen (=iets onverwacht vinden) (Betsers)
- Iets kut vinden (=Iets niet leuk vinden) (Lopiks)
- kant nie vene (=ik kan het niet vinden) (Bloals)
- Kostet nie veine (=Kon je het niet vinden) (Zillands)
- kzoen ze gern ne ke up eurn rik willn leggen (=een vrouw zeer aantrekkelijk vinden) (Roeselaars)
- men ken altied wel 'n stok viend'n om 'n hond te sloag'n (=je kunt, hoe dan ook, altijd wel een reden vinden om iemand te straffen) (Westerkwartiers)
- mër een raar snoet trèkke (=niet fijn vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mooi! (=Iets heel leuk, prachtig of schitterend vinden) (Lopiks)
- n nël èn nen hojberg zikke (=moeilijk vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ne goeie scheir doen (=Een goed lief vinden) (leuvens)
- Ne Jan mijn klooten (=Zich beter vinden dan anderen) (Bevers)
- neet onder de veut oët kinne (=Je draai niet kunnen vinden) (Venloos)
- nie onderde viet aut kinne (=zijn draai niet kunnen vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
- nieman nie tuis as een aa peit en die was naa 't veld (=niemand thuis vinden) (Londerzeels)
- onthaat goed dat ich tich wol wiët woenë assët zoe laoët ès (=ik zal je vinden als het moet !) (Munsterbilzen - Minsters)
- schik ôm hebbe (=leuk vinden) (Culemborgs)
- tès haaj alle hondsgezeek get, de maaus tich nie verriere op ze zittën op zënë kap (=hier is het altijd wat, je kan je niet verroeren of ze weten je te vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen