Spreekwoorden met `wol`

Zoek

21 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wol`

  1. achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
  2. de maan komt al door de bomen/wolken (=gezegd van iemand die kaal begint te worden)
  3. de wolf zal met het lam verkeren. (=er zal vrede zijn)
  4. de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
  5. door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
  6. door de wol geverfd zijn (=brutaal , schaamteloos zijn)
  7. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  8. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  9. eten als een wolf. (=veel en gulzig eten.)
  10. geen wolkje aan de lucht (=niets aan de hand - alles is prima in orde)
  11. huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
  12. in de wolken verheffen (=uitbundig prijzen)
  13. in de wolken zijn (=erg blij en gelukkig zijn)
  14. met de wolven (in het bos) huilen (=doen wat de meerderheid doet)
  15. met zijn hoofd in de wolken (=zo gelukkig, blij zijn dat je niet goed oplet)
  16. onder de wol kruipen (=naar bed gaan)
  17. scheer de schapen als ze wol hebben (=niet tegen elke prijs voordeel willen nastreven)
  18. veel geblaat/geschreeuw maar weinig wol (=veel woorden hebben maar in de praktijk komt daar weinig van terecht)
  19. veel geschreeuw maar weinig wol. (=veel drukte om niets)
  20. wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (=als je je goede naam verliest is die haast niet terug te winnen)
  21. wolven dromen van bossen. (=men kan zijn aangeboren aard niet vergeten)

3 betekenissen bevatten `wol`

  1. homo homini lupus (=de mens benadert zijn medemens als een wolf)
  2. schip met zure appelen (=wolk die regen en storm voorspelt)
  3. scheepjes met zuren appelen (=wolkjes die regen of storm voorspellen)

50 dialectgezegden bevatten `wol`

  1. `Aarg geschrouw, mer weinig wol, ` zei de boer en hie had 't vaarke onder 't mes (=Veel geschreeuw, maar weinig wol) (Barnevelds)
  2. 'k heur 't wol (=ik hoor het wel) (Gronings)
  3. 'k wol heur met 'n tang nog niet aanpakk'n (=het is een vies vrouwtje) (Westerkwartiers)
  4. 'k wol niet groag ien zien schoen'n stoan (=ik ben niet graag in zijn situatie) (Westerkwartiers)
  5. 'k wol oe wiêzer hem'm (=Ik wou dat je 't snapte) (Vechtdals)
  6. ' k wol wel geern (=ik zou graag willen) (Gronings)
  7. ah dinkje we kinne wol efkes tútsje (=he lekkerding we kunnen wel even zoenen) (Fries)
  8. al geet de lieëge wol ës op hol, de woërd aaterholt hër wol (=beter gekwetst door de waarheid dan gesust door een leugen) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. allewaajl moestë wol ogë mèt stêt hëbbë (=tegenwoordig moet je heel goed uit je doppen kijken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. as ich den heilen daog gëmékkër wil heire dan koop ich mich wol een geet èn plak van ën vroo (=soms liggen de oplossingen er al voordat er een probleem zich voordoet) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. asset heet wiëd on zen vod, trèkter zene stat wol èn (=als het moeilijk wordt, krabbelt hij terug) (Bilzers)
  12. aste den hond wilts slaeg gaeve, vènds te wol ne goeje stêk (=je vindt wel altijd een goede reden om iemand te kraken) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. aste gees vèsse moeste iës wiëte ofter wol vès zit (=je moet de klok niet willen luiden als je niet weet waar de klepel hangt) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. aste goesting vër te wërke bij mich opkump, dan waach ich wol tottët vanzelf iëvërgeet (=je moet nooit te snel handelen, afwachten lost soms de problemen op) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. aste ieëver de koestal wils springe, konste wol èn de verkësstal teraech koeëme (=hoogmoed komt voor de val) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. aste viël zups, laefste nie lang, mèr de zies wol alles draajdobbel (=drinken halveert je leven, maar je ziet dubbel zoveel) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. autlégge, ja! (=veel gescheer maar weinig wol) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. bau hëbs tich daaj vërkaddighèts wol opgesjaard (=waar heb jij die verkoudheid wel opgedaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. bezik brink altijd blijdsjap aon, èssët nie bij het koeëme, dan toch wol bij het gon (=welgekomen, wanneer vertrek je!) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. Bij Zjang van Merie en zoën Fons kochte vür ooze roje Flandria brommer, dae goeng wol 90 per oer.Jang doeg de viloos mèr Fons sliëtelde giën on brommers, totter zelfs brommercrosse ènrichde aater de joengessjoël (nau Kapelhof) (=Bij Jacqmaer kocht de jeugd de snelle rode Flandria bromfiets. Terwijl Jan de fietsenklaten hielp, Marie de benzinepomp, was Fons bezeten van motoren, hetgeen ontaardden in brommercrossen in de kloosterbeemden, het huidige Kapelhof) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. da geet em wol vanzelf iëver (=het zal wel overwaaien) (Bilzers)
  22. da geet wol iëver zonner bieëvet te gon (=dat waait wel over) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. da geet wol iëverwaeë (=dat gaat vanzelf voorbij) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. da konste wol ès hëbbe (=dat valt wel eens voor) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. da kump wol ammël èn de sjakosj (=dat komt weer wel in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. da tinks mich ook wol (=dat denk ik ook wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. da zal wol zin ! (=daar komt niets van in huis) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. daaj ès wol hoël vanbènne (=zij heeft nooit genoeg gegeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. daaj hër hiësene zitte wol tèsse hër been (=zij laat haar gezin in de steek voor een jongere kerel) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. daaj hèt presies wol énne koestront gebloeëze (=zij heeft veel sproeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. daaj wol zich niks loëtë gëzèggë (=zij luisterde niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. daaj zal hërre kieëtel wol nog moete èntrèkke! (=zij zal het nog wel eens met minder moeten stellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. daaj zulle dich wol leire daase (=daar zul je mogen luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. dae hèt ter vërlopig zën bekomste wol van (=hij heeft er voorlopig zeker genoeg van) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. dae hèt wol viël bloeëre op zën toeng (=hij is niet veel van zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. dae kleene weet wol op zëne boek, mér kump nie aut zën broek (=dat kind is niet van hem, alhoewel het op zijn naam staat) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. dae kump nog wol op en peidsjes teraech (=het komt nog goed met hem) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. dae zoo nog wol ë knepke èn twei(e) bijte (=hij is altijd even gierig) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. das wol ën staose waajer (=dat is wel wat verder) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. dat doert wol ën eivighèts (=dat duur nogal !) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. dat geet ëm wol ieëver zonner biëvëd te goën (=hij zal wel vlug kalmeren) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. dat geet wol baet (=dat bekoelt wel na een tijdje) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. dat goeng wol zjus èn enen hoeële tand! (=je hebt wel weinig gegeten!) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. dat gojt ëm wol (=dat staat hem wel aan-dat lust hij wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. dat joeërke zulle vër ook nog wol doeërspattële (=dat (nieuwe) jaar zullen we ook nog wel doorspartelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. dat stèkske krapoel wol mèt mich bossele (=dat gespuis wilde met me vechten) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. dat vêrkë wol ich waol ës wasse (=die smeerlap wil ik wel eens mores leren) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. dat wol ich gezaag hëbbe (='t is maar dat je het weet en onthoudt) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. Dat zal wol baetere zonder biëved-gon (=Dat zal wel koelen zonder blazen) (Bilzers)
  50. dat zal wol zin ! (=niks van !) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen