15 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `draad`
- aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
- de draad kwijt zijn (=de loop van het verhaal niet meer kunnen volgen)
- de draad oppakken (=doorgaan van de plaats waar je was gestopt)
- de draad van Ariadne (=middel om klaarheid te scheppen in een ingewikkeld iets)
- de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
- elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
- er mee voor de draad komen (=zeggen wat de precieze bedoeling is)
- geen droge draad aan het lijf hebben (=totaal nat geregend zijn (soms ook : door en door bezweet))
- iemands levensdraad afsnijden (=doden)
- tegen de draad ingaan (=het er niet er mee eens zijn en er tegen in gaan)
- tot op de draad versleten (=helemaal versleten)
- van de naald tot de draad (=tot in het kleinste detail)
- van naald tot draad (=tot in het kleinste detail)
- voor de draad ermee (=kom tot de kern van het verhaal.)
- voor elke naald een draad hebben (=voor elk probleem een oplossing weten)
2 betekenissen bevatten `draad`
- van de bok op de ezel gaan (=snel van onderwerp wisselen zonder rode draad)
- van de hak op de tak springen (=steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben)
18 dialectgezegden bevatten `draad`
- 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
- ' t is uit de noad (=wanneer de draad waarmee iets genaaid is losgaat) (Sint-Niklaas)
- Aan den draad zijn (=Moe zijn) (Schunnebroecks)
- aste den droëd kwijt bés, moessem trég zikke (=als je de draad kwijt bent.... (lett / fig.) ) (Bilzers)
- da hoeg van heef z m draad (=vlug) (Zeeuws)
- Een neulle vèsseme (=Een draad door het naaldoog steken) (Mechels (BE))
- een noalde droan (=draad door een oog van een naald steken) (Kaprijks)
- Hebbie wel draad (=Heb je wel verstand) (Spakenburgs)
- Hee was oarig krange in de huud (=Hij was behoorlijk tegen de draad in) (Epers)
- heef tzem draad (=geef ze van katoen) (Zeeuws)
- nau bén ich van menen apropoo (=ik be de draad kwijt) (Bilzers)
- nie mir weet'n va wa uur of wa paroche da ge zèet (=de draad kwijt zijn) (Wichels)
- noald en droad (=naald en draad) (Brakels (gld))
- Snammel (=stukje draad) (Lottums)
- t hoeng van heef zm draad (=ruimte) (Zeeuws)
- teegen ut regeur in (=tegen de draad in, in de contramine, tegendraads) (Tilburgs)
- Tot op den naod verslete (=Tot op de draad versleten) (Genneps)
- Wa d'ist, zidde neist ount drougen (=Een losse draad aan uw kledij) (Bevers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen