Spreekwoorden met `wachten`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wachten`

  1. daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
  2. de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
  3. eb en vloed wachten op niemand (=de tijd gaat gewoon door)
  4. geen heil verwachten (=niets positiefs zien)
  5. het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
  6. wachten tot je een ons weegt (=onmogelijk lang wachten)
  7. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)

38 betekenissen bevatten `wachten`

  1. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  2. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  3. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  4. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  5. ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
  6. het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
  7. een potje te vuur hebben staan (=iets onaangenaams te verwachten hebben)
  8. nog niet jarig zijn (=iets ongunstigs te verwachten hebben)
  9. ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
  10. aan het vinkentouw zitten (=in spanning iets afwachten en graag door willen)
  11. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
  12. tegemoet zien (=kunnen verwachten)
  13. overstag gaan (=na aandringen/lang er mee wachten toegeven)
  14. de boot afhouden (=niet meedoen - afwachten)
  15. nog te bezien staan (=nog af te wachten zijn)
  16. de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
  17. voor de boeg hebben (=nog voor zich hebben, te wachten staan)
  18. op hete/gloeiende kolen zitten (=ongeduldig wachten / veel haast of spanning hebben)
  19. in een slechte huid (=ongezond - iets ongunstigs verwachtend)
  20. in een slecht vel steken (=ongezond zijn - iets ongunstigs te verwachten hebben)
  21. wachten tot je een ons weegt (=onmogelijk lang wachten)
  22. de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
  23. uit vuile lepels eten (=staat U te wachten als het slecht afloopt)
  24. boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
  25. daar staan klompen (=tevergeefs wachten)
  26. op een klein pitje zetten (=tijdelijk laten wachten, slechts langzaam laten verdergaan)
  27. doe wel en zie niet om. (=toon vriendelijkheid of behulpzaamheid zonder iets in ruil te verwachten)
  28. in zulk water vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten)
  29. in zulke vijvers vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten)
  30. met hoge heren is het kwaad kersen eten (=van de omgang met aanzienlijke personen moet men niet altijd voordeel verwachten)
  31. alle waar is naar zijn geld (=van iets goedkoops mag je geen topkwaliteit verwachten)
  32. kijken hoe de hazen lopen (=voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen)
  33. aan dovemans deur kloppen (=vragen terwijl men geen gunstig antwoord hoeft te verwachten)
  34. weten waar men aan toe is (=weten wat men te verwachten heeft)
  35. die wel doet, wel ontmoet. (=wie anderen goed behandelt, kan zelf goede behandeling verwachten.)
  36. wie goed doet, goed ontmoet (=wie goede dingen doet voor andere mensen kan soms ook goede dingen terug verwachten)
  37. ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten)
  38. wie een varken is moet in het schot (=wie voor het ongeluk geboren is, hoeft geen geluk te verwachten)

50 dialectgezegden bevatten `wachten`

  1. 'k ston eer al een eur te schildere (=Ik sta hier al erg lang te wachten) (Antwerps)
  2. 'k stonne 'k ik doar te blink'n (=tevergeefs wachten op iemand) (Waregems)
  3. 'k wacht ier al een uur op aa gei zè ne schonen (=ik zit hier al een uur te wachten op u) (Sint-Niklaas)
  4. 't is te zien oe da zèn muts stot (=het is af te wachten of hij goed gezind is) (Sint-Niklaas)
  5. 't kakke komt veur ' t bakke (=gezegde wanneer men liet langer kan wachten voor een toiletbezoek) (Antwerps)
  6. 't mos groeit tusse m'n benen, ik staat hier wortel te schiete (=ik sta hier al heel lang te wachten) (Rotterdams)
  7. 't woater stoat al in men oëge (=gezegde wanneer men niet langer kan wachten voor een toiletbezoek) (Antwerps)
  8. 't wois 't wachtn wjeiërd (=het was de moeite om erop te wachten) (Kaprijks)
  9. 'tès ammel get, zaag Bet, en ze hoch twei jing on één T. (=het is beter op iemand dan op niemand te moeten wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. ' k zen al weurtel oan' t schiete (=als men lang moet wachten) (Antwerps)
  11. a zitj op de zille van de veerdeer (=nog een week wachten en het is aan ons) (Ninoofs)
  12. achtre eentwie ze vel wachtn (=wachten op iemand) (Kortemarks)
  13. asset èn zene kop höbs, höbset nie èn zen K. (=niet kunnen wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. d'r stijt ons wat te wacht'n (=er staat ons wat te wachten) (Westerkwartiers)
  15. daan viert de kuntsje kerremis (=dan staat je wat te wachten) (Mestreechs)
  16. dat waer kan mich gestoëlë wiënë (=op zulk weer zit ik niet te wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de sop wiëd nauts zoe heet gedroenke..... (=neem tijd om rustig af te wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. delfs blauwe benen krijgen (=wachten) (Rotterdams)
  19. doa hinkt oes noeg get buve de kop (=er staat ons nog wat te wachten) (Opglabbeeks)
  20. doe kins wachte toet belaoke paose (=je kan wachten tot sint juttemis) (Roermonds)
  21. doë konste nie onderaut (=dat staat je hoe dan ook te wachten) (Bilzers)
  22. doë stond ich sjaun te sjillëre (=daar stond ik lang te wachten !) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. een eze (=een geboorte die langer dan 9 maanden op zich laat wachten) (Wetters)
  24. eer dat je klaar bent (=na het wachten totdat je klaar bent,) (Utrechts)
  25. eerst gròòte mense, dan hangòòre (=kleine kinderen moeten op hun beurt wachten) (Texels)
  26. ei springt erop gullèk nun bok op doaverkist (= haverkist) (=hij kan niet langer wachten om te beginnen eten) (Sint-Niklaas)
  27. ërgës gesjilderd stoeën (=eeuwig staan wachten op iemand / iets) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. Ge het de kónt nog nie gedreid of ze zien al an de geng (=Ze kunnen niet wachten om te beginnen) (Wells)
  29. ge keun blueven stoan tot da je wortel skiet (=je kunt daar lang wachten) (Kortrijks)
  30. Get mij op een zoeë gezet (=je hebt mij laten wachten) (Overmeers)
  31. Hij zit te geiloegen (=Op iemand wachten die niet afkomt) (Bevers)
  32. ich bèn al wottel aont sjiete (=ik moet veel te lang wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. ich blijf haaj geen eivighèts koekêloere (=duurt dat nog lang, ik blijf hier niet voor gek wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. ich stoeën haaj al mei as ën oer te sjillërë (=ik sta hier al zo lang te wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. iemëd loëte sjillëre (=iemand lang laten wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. iemed lotte sjildëre (=iemand lang laten wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. iemes lotte sjildere (=iemand lang laten wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. Ik kan ‘t niet wachten (=Ik heb er geen tijd voor) (Drents)
  39. Ik kan het niet wachten (=Ik heb geen tijd) (Hoogeveens)
  40. ik ston ie veu pietsnot (=Ik sta hier voor niets te wachten) (Bornems)
  41. je mot effies een hortie wachten (=je moet even een poosje wachten) (ridderkerks)
  42. je zal nog veel scheetn laotn (=er staat hem nog veel te wachten) (Kortemarks)
  43. kânse kome wi-j ejkes, ein vör ein (=rustig blijven en wachten op het juiste moment) (Weerts)
  44. Kom mar bie Bart in de rieje (=op je beurt wachten) (Nunspeets)
  45. Kunnen wachten (=Er tijd voor hebben) (Achterhoeks)
  46. Loatj mer koome wi-j ut keumptj (=We wachten rustig af) (Weerts)
  47. loeëte sjillërë (=laten staan wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. me zijn annen opestoeën (=wachten tot men iets krijgt) (Meers)
  49. mekan wottel sjiete (=te lang moeten wachten) (Bilzers)
  50. novunnant (=ongeveer; het is af te wachten) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen