32 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `van het`
- aan de rand van het graf staan (=bijna dood zijn)
- aan de rand van het ravijn bloeien de mooiste bloemen (=de beste resultaten dragen tegelijkertijd de grootste risico`s)
- aan gene zijde van het graf (=na de dood)
- bulken van het geld (=geld in overvloed hebben)
- dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
- de aard van het beestje (=het karakter van iemand)
- de kaart van het land kennen (=de omstandigheden kennen)
- de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
- de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
- door de mazen van het net glippen/kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
- een pak van het hart (=een grote opluchting)
- een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
- een stuip krijgen van het lachen (=schaterlachen)
- het einde van het liedje (=het einde van iets goeds)
- het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
- het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
- iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
- iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
- iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
- iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
- iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
- iemand van het kastje naar de muur sturen (=iemand voor niets heen en weer laten lopen)
- je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
- luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
- met de klompen van het ijs blijven (=zich met iets niet inlaten)
- niet van het ene brood tot het andere weten te geraken (=niet rond kunnen komen)
- om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
- omwille van het smeer likt de kat de kandeleer (=omwille van het loon doet men een werk)
- tussen de mazen (van het net) vissen (=creatief te werk gaan)
- van het padje af zijn (=in de war zijn, malende / prettig gestoord zijn)
- van hetzelfde laken een pak (=dezelfde soort aanpak of respons)
- zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
39 betekenissen bevatten `van het`
- wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)
- een oude rot in het vak (zijn) (=alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen)
- grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
- om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
- de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
- de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
- de draad kwijt zijn (=de loop van het verhaal niet meer kunnen volgen)
- op de pianist schieten (=de onschuldige (de brenger van het nieuws) straffen)
- de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
- het klopt als een bus (=deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger)
- is de paus katholiek? (=een antwoord op een vraag waarvan het antwoord overduidelijk `Ja` is)
- de knoop doorhakken (=een beslissing forceren. (Afgeleid van het verhaal van de Gordiaanse knoop))
- het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
- een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
- het tij keren (=een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij)
- je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
- de schapen van de bokken scheiden (=het goede van het slechte scheiden)
- het is maar hoe de kaarten vallen (=het hangt van het lot af)
- niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
- het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
- je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
- ieder vist op zijn getij (=iedereen maakt gebruik van het geschikte ogenblik)
- een pater goedleven (=iemand die van het leven geniet)
- het in zijn broek doen (=in de broek plassen van schrik of van het lachen)
- voor de draad ermee (=kom tot de kern van het verhaal.)
- omwille van het smeer likt de kat de kandeleer (=omwille van het loon doet men een werk)
- tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
- vissen met de handen vangen (=profiteren van het werk van anderen)
- van a tot z (=van het begin tot het einde /met alles erop en eraan)
- bokkensprongen maken (=van het een op het ander springen - zotte sprongen maken)
- het is hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere belanden)
- hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere vallen)
- van stuurboord naar bakboord zenden (=van het kastje naar de muur sturen)
- de oudste moet de wijste zijn (=van het oudste kind wordt het meeste verwacht)
- heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
- ex cathedra (=volgens uitspraak van het hoogste gezag (meestal de paus))
- adel verplicht (=wie in aanzien bij het volk staat, moet ook aan de verwachtingen van het volk voldoen)
- het is een wijze man, die maat ramen kan. (=wijsheid komt van het vermogen om situaties te begrijpen en hoe daar op te reageren)
- op eigen wieken drijven (=zich volledig kunnen redden van het geld dat iemand verdient)
50 dialectgezegden bevatten `van het`
- 'k heb pien ien 't lief van 't lach'n (='k heb buikpijn van het lachen) (Westerkwartiers)
- 'k un ee geeën ezelke die geld skijt (=ik bulk niet van het geld) (Waregems)
- 't bedde aftrekken (=lakens van het bed halen (om het bed op te maken)) (Meers)
- 't groeën stoet al in d'oeër'n (=de aren van het graan zijn reeds geschoten) (Meers)
- 't schuum van 't volk (=van het minste allooi) (Westerkwartiers)
- aa devoeëre doen (komt van het Franse devoir)anse (=je best doen op school) (Winksels)
- aan de kant van pastoer drinke (=aan de goede kant van het kopje koffie / thee drinke) (Venloos)
- aan de maag eure kant drinke (=aan de verkeerde kant van het kopje koffie / thee drinken) (Venloos)
- achter oens trekke ze de liere op (=geniet van het leven want ...) (Gents)
- achtr uus trekkn ze de lèèr up (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
- achtr uus trekkn ze de lêir up (=geniet van het leven want het duurt maar even) (kortemarks)
- achtr uus zynt ol krullekoppn (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
- As 't kop van de rompe is eske'jn, is 't biest dood. (=Als de kop van het lichaam is geschieden, is het dier dood.) (Sallands)
- aste Minsterkliete van ët zwat geld zooë barstë, dan loepë ze ammël mèttë derm èn hun haan rond (=in Munsterbilzen barst het van het zwart geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- beter een buik van het zuipen dan een bochel van het werkuh (=beter iets leuks doen met je maten dan iets saais) (Westlands)
- da eten is me misvallen (=ik ben misselijk van het eten) (Sint-Niklaas)
- da's 't neuske van 'e zalm (=dat is het beste van het beste) (Westerkwartiers)
- da's 't neuske van de zalm (=dat is je van het) (Westerkwartiers)
- daaj jing fraete de panne van het daok (=die kinderen hebben altijd honger) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj wos nie opper moendsje gevalle (=zij liet zich de kaas niet van het brood nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae ès autte körf gevalle (=die is niet van het gezin) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dae is 'm van de pan gesjprónge (=Hij (of zij) trekt zich niets aan van het ouderlijk gezag) (Mechels (NL))
- dae lultj dich gater inne zök (=hij kletst je de oren van het hoofd) (Heitsers)
- dae wieët vanvieër nie of ter aater ook laef (=die profiteert niet van het leven) (Munsterbilzen - Minsters)
- das ët lèste nauws (=die vrouw is het dagblad van het dorp) (Munsterbilzen - Minsters)
- das mich prêl van het zelfde (=dat is mij om 't even) (Munsterbilzen - Minsters)
- das mich prel van het zelfde (=dat is mij om het even) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat mantsje is fan 'e klets, bruunwerker (=hij is van het handje (homo) ) (Leewarders)
- De combel van de historie (=Het strafste van het verhaal) (Gistels)
- de kappellekes afdoen (=van het ene café naar het andere lopen, overal blijven plakken) (Meers)
- de keutele uut de vot vraoge (=het hemd van het lijf vragen) (Weerts)
- de koaken van 't gat (=iedere helft van het achterste) (Sint-Niklaas)
- de moat lopt over (=teveel van het kwade) (Westerkwartiers)
- de mu:ssen vall'n van 't dek (=de mussen vallen van het dak) (Wichels)
- De musje valle van ut doak. (=De mussen vallen van het dak (het is heel warm ) ) (Eesjdens)
- de musschje valle dôod van ut dak / Het is bloedjie hêet/ ik het het niet meer/ wat een pleurischjhitte/ tis zo warrem de lappe valle van me lijf (=de mussen vallen dood van het dak af) (Utrechts)
- De mussen schreeuwen het van het dak af ! (=Iedereen weet het allang en roddelt het hardop door) (Utrechts)
- de nunnekes van ut klöster (=de nonnetjes van het klooster) (Boksmeers)
- De putjies vannet toffeltie greun varreve (=De pootjes van het tafeltje groen verven) (Culemborgs)
- de weerde van 't huus is steeg'n (=de waarde van het huis is gestegen) (Westerkwartiers)
- den adstë van het heil kèt (=de oudste van de hele kudde) (Munsterbilzen - Minsters)
- den ene mok ët bèd op en den aandre geet trop ligge (=er zijn er altijd die profiteren van het zweet van anderen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Den iene vliegt deur de weireld en den andere kröpt erduer (=Lot van het leven) (Herentals)
- den oep en af no 't werk (=de weg naar en terug van het werk) (winksels)
- Des zjust einen taxi mètte deuren oop! (=Hij heeft de oren nogal ver van het hoofd staan!) (Kinroois)
- dichen breuk (ne kroef) laachte (=plat gaan van het lachen) (Bilzers)
- die ´t laangst leeft krigt toch alles (=geniet maar van het geld dat je hebt) (Westerkwartiers)
- Die zal zunnen bloas nie scheuren (=Die wordt niet moe van het werken) (Eersels)
- diej hemme ze een biësje in heur oeër gezet (=zwangere vrouw waarvan de vader van het kind met de noorderzon verdwenen is) (Ransts)
- dik en don
Vol en dein. (=vol van het eten) (Westfries)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen