Spreekwoorden met `stuk`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stuk`

  1. aan een stuk door (=ononderbroken)
  2. als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
  3. dat is een stuk! (=dat is een aantrekkelijk persoon)
  4. een goed mondstuk hebben (=goed kunnen spreken)
  5. een stuk in je kraag drinken (=dronken worden)
  6. een stuk in zijn kraag hebben (=dronken zijn)
  7. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  8. iemand van zijn stuk brengen (=iemand onzeker maken)
  9. iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
  10. lik op stuk (=direct afstraffen)
  11. op geen stukken na (halen) (=met grote achterstand iets niet halen)
  12. op je stuk staan (=zich niet laten ompraten en bij de eigen mening blijven)
  13. rijd een paard de rug niet stuk (=je moet niet altijd te veel eisen)
  14. stukken maken (=een grote indruk maken , veel kapot maken)
  15. van zijn stuk raken (=onzeker worden en niet meer weten wat te zeggen)
  16. van zijn voetstuk stoten (=de macht ontnemen - ontmaskeren)
  17. van zijn voetstuk vallen (=ontmaskerd worden - de macht ontnomen worden)
  18. voet bij stuk houden (=niet toegeven, bij de eigen ideeën blijven)

9 betekenissen bevatten `stuk`

  1. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  2. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  3. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  4. een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
  5. zonder mijn en dijn zou de wereld hemels zijn (=jaloezie en hebzucht maken de wereld een stuk minder fraai)
  6. een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
  7. een rak in de wind (=met veel werk langzaam vooruit komen (een lang recht stuk tegenwind zeilen))
  8. uit de lijken geslagen (=totaal van zijn stuk gebracht)
  9. vele kleintjes maken een grote (=veel kleine stukjes leveren uiteindelijk ook een geheel op)

50 dialectgezegden bevatten `stuk`

  1. 'n kotlett, das is e stukske van e vèrke zenne rug (=een kortelet, das een stuk van een varken) (Lummens)
  2. 'n lapken grond of ne veurschueut grond (=een stuk grond) (Overmeers)
  3. 'n lokke brueud (=een stuk brood) (Overmeers)
  4. 'n proof bringe (=na de slacht werd vroeger een stuk worst of balkenbrij naar de pastoor gebracht) (Weerts)
  5. 'n spie toarte (=een stuk taart) (Overmeers)
  6. 'n stuk de rugge uutdrukkn (=poepen) (Vechtdals)
  7. 'n stuk ien de kloote hèbbe (=Dronken zijn) (Genneps)
  8. 'n stuk in zijnen zjiléé (ook kluten) (=Een stuk in zijn kraag) (Evergems)
  9. 'n stuk strónt (='n verachterlijk persoon) (Genneps)
  10. 't es nar de vantjes (=het is stuk) (Wichels)
  11. 't es om ziebe (=Het is stuk) (Hansbeeks)
  12. 't is alweer 'n heule Piet (=hij is al weer een heel stuk opgeknapt) (Westerkwartiers)
  13. ’n dikke skélle vlieës (=een dik stuk vlees) (Meers)
  14. ' n bole haat (=een stuk stam (boom) ) (Overmeers)
  15. ' t kun een stuk minder (=het gaat heel goed) (Drents)
  16. a jee een stuk in zijn leeze. (=hij is zat) (Gents)
  17. a stek sekklaa (=een stuk chocolade) (Wetters)
  18. a stuk in a uur hemme (=dronken zijn) (Overijses)
  19. Aa eit e stuk in zaan zip (=Hij heeft teveel gedronken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  20. Aa hei e stuk in zaan kloeëte (=Hij is dronken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  21. aan een boksem aan deurgoan (=aan één stuk doorgaan) (Westerkwartiers)
  22. Aij reettum nohal! (=Hij was helemaal van zijn stuk gebracht) (Hulsters (NL))
  23. ajee de stuk in zenne frak (=hij is dronken) (Antwerps)
  24. Ajei a stuk in zenne kraag (=Hij heeft een stuk in zijn kraag) (Mechels (BE))
  25. an den ols kommen (=omkomen, stuk gaan) (Veurns)
  26. bij dun dieje kundur ginne stok tusse krijge (=hij is iemand die maar aan een stuk door blijft praten) (Oudenbosch)
  27. brouijzzel: Beter 'n brok as 'n brouijzzel (=Beter een groot stuk dan een klein / Beter veel dan weinig) (Lebbeeks)
  28. d'es e pak beter (=da's een stuk beter) (Wichels)
  29. da schil ne jas mee giestere (=vandaag is het een stuk minder koud dan gisteren) (Oudenbosch)
  30. da schild' een vest (=het is een stuk warmer / kouder) (Wichels)
  31. da spul is kapot (=dat instrument is stuk) (Brasschaats)
  32. daaj blieëf mër raotele (=ze bleef maar in één stuk raaskallen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. daan ijt e stuk in zen gille (=die is dronken) (Vilvoords)
  34. Daddis in frut vanieën (=Dat is helemaal stuk) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  35. Daddis nau de kloeëte (=Dat is stuk) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  36. dae deed niks aanestër as tieëge de klippe op liege, tottër zwat ziet (=hij liegt ontzettend veel en aan één stuk door) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. dae ès on zene noveen beizëg (=hij is al dagen aan één stuk aan 't zuipen) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. dae zën broek ès ook op vëkanse (=zijn broek had een heel stuk onder zijn gat) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. dat abberoat is noar de filistijn' n (=dat apparaat is helemaal stuk) (Westerkwartiers)
  40. Dat méénse pröt an ien stuk verdan. (=Die vrouw praat aan een stuk door.) (Sallands)
  41. De brats / brets stuk 'm (=Hij heeft energie te veel) (Steins)
  42. de leste loodjes weeg' n ' t zwoarst (=het laatste stuk is het zwaarst) (Westerkwartiers)
  43. De stik (=Per stuk) (Volendams)
  44. de stuk (=per stuk) (Vechtdals)
  45. dè's 'n kwoi stuk in 'n goei boks (=Dat is een fout iets in een goed geheel.) (Cuijks)
  46. Dee ei zen kloeëte vòl of Dee ei e stùk in zénne zjielei (gielis) (S*) (=Hij is dronken) (Sintrùins)
  47. Die lácht nog nie as dr 'n stuk stró.nt tege dr muur opkruupt (=Iemand zonder humor) (Genneps)
  48. Dieje heinne stuk in zijne frak (=Dronken zijn) (Herentals)
  49. Dit ein tou is langer as dat. (=Dit stuk touw is langer dan dat.) (Fries)
  50. doë kinste nog geen spang tèsse krijge (=hij babbelt door in een stuk) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen