Spreekwoorden met `stond`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stond`

  1. de muts stond hem scheef. (=een slecht humeur hebben)
  2. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  3. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  4. op tijd en stond (=ten gepasten tijde, af en toe)

50 dialectgezegden bevatten `stond`

  1. 'k ginge tewege... (=ik stond op het punt om...) (Waregems)
  2. 'k Stone kik doa mee min klètuoren (=Ik stond daar voor piet snot.) (Zwevegems)
  3. 'k stong versteld in de slik mee dun auto (=ik stond vast in de modder met de auto) (Zaamslags)
  4. 't ston leev'msgroot ien 'e kraant (=het stond met grote koppen in de krant) (Westerkwartiers)
  5. 't stond in 't veinsterblad (=Ik weet het, maar ik geef mijn bron niet prijs) (Ninoofs)
  6. a stond dur te gèiloeëgen (=watertandend kijken naar iets wat men niet krijgen kan) (Meers)
  7. aachter tsjoap stond inne sjoen gesjoafde sjuppesteel (=achter de kast stond een mooi geschaafde spadesteel) (diepenbeeks)
  8. Bertës van de Sjeiper wor zjus dezelfde aster mèt ze piëd on kaffei bij Zjengske èn Hiëseld stond (=Bertus x werd ook geregeld door zijn paard teruggereden van bij Café Welkom in Heesveld) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. D'r ston ik nouw mee m'n goei-j gedrag (=daar stond ik nu met mijn goed gedrag) (Valkenswaards)
  10. daaj stond tër ook wir mèt hërre bebber bij (=ze moest zich ook weer eens bemoeien) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. daaj stond ziëker vanaater èn de raaj waaj Kritës hiësëne autdeelde (=wat een domme trut!) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae doech asof ter èn zen broek ho gezeek (gesjieëte) (=hij stond er maar bedremmeld bij) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dae stond aateraon én de raaj waaj ze hiëses voertgoefde (=hij stond zeker in de laatste rij toen ze verstand uitdeelden) (Bilzers)
  14. dae stond èn de lèste raaj waaj kristës de hiësëne autdeelde (=hij heeft totaal geen verstand) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae stond ziëker aateraon èn de raaj waaj ze hiëses autdeelde (=hij was bij de laatsten bij het uidelen van hersens) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat moês tevan koëme dat wor te verwaachte dat stond ver de diër (=dat moest een keer gebeuren) (Bilzers)
  17. dat ston muurvaast (=dat stond onwrikbaar vast) (Westerkwartiers)
  18. de bessem stön in de skure (=de bezem stond in de schuur) (Vechtdals)
  19. de stonds; de stoêns (=je stond) (Bilzers)
  20. de stondster sjaun bij vür sjüppegek (=hij stond er voor gek bij) (Bilzers)
  21. de stons; de stoêns (=je stond) (Bilzers)
  22. de waaj stin vòl pisblomme (=de wei stond vol paardenbloemen) (Tilburgs)
  23. Det gaajdje um waal (=Dat stond hem wel aan) (Roggels)
  24. dich stonds; dich stoêns (=jij stond) (Bilzers)
  25. doë stond ich sjaun te sjillëre (=daar stond ik lang te wachten !) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. doo stond ich do sjoen te kiehke èn de kiehke (=Daar stond ik schoon te kijken in de keuken.) (Genker)
  27. Dun bakker Thee Dihge ston achter dun teunbank mar verkneujde alles, hij kaen bihter bakken (=De bakker Theo Degen stond met een hoedje op achter de toonbank, hij verprutste daar alles, hij kan beter bakken) (Ewijk (Euiwwiks))
  28. e bitsje zot doen kan nog altijd gee kaud (=op tijd en stond moet je je kunnen ontspannen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. E stong doa lik e bezikt'n zak (=Hij stond er beteuterd bij) (Langemarks)
  30. en oepins stond em bots veur mich (=Opeens stond hij voor mij) (Walshoutems)
  31. haat zën haan en viet werm, staek nie te viël èn zën derm, , zèt zën poeët van aater wijd genoeg oeëpe, dan hoeste nie te dèk noë den dëktaut te lope (=warmte, matig eten, op tijd en stond naar het toilet, dat houd je uit het ziekenbed) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. hae heirde nie goed watter zaag (=de lamme stond erop om te kunnen zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. hae kos geen tein mei tëlle (=hij stond er verslagen bij) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. hae stnd terbij waaj ne krijtheilige (=hij stond onverstoord toe te kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. hae stond doeë mèt niks as zën broek aut (=hij stond daar poedelnaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. hae stond oppet ontploffe (=hij ging in woede uitbarsten) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. hae stond opte foto (=de fotograaf werd geflitst) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. hae stond terbij waajë besjiëte mennëke (=hij keek beteuterd toe) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. hae stond trop (=de kreupele bleef standvast) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. hae stond; hae stoên (=hij stond) (Bilzers)
  41. hè stoent do wai ne kraaitheilige (=hij stond daar onbeweeglijk) (Tongers)
  42. hè ston al vruug òn zun pèpke te lörreke (=hij stond al vroeg aan zijn pijpje te zuigen) (Tilburgs)
  43. hër tabernaokel stond wijd oëpe (=haar bloesje stond wat ver open) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. het goeng van de drup énde raenger (=het congolese dorpje stond blank) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. het sting in de krant (=het stond in de krant) (Nieuw lekkerlands)
  46. hij kon alleen moar toekiek'n (=hij stond er machteloos bij) (Westerkwartiers)
  47. hij ston buut' n schot (=hij stond op een veilig plekje) (Westerkwartiers)
  48. hij ston d'r op 'e neus en oor'n bij (=hij stond er heel dicht bij) (Westerkwartiers)
  49. hij ston ien eent op stroat (=hij stond pardoes op straat) (Westerkwartiers)
  50. hij ston stok-stief-stil (=hij stond doodstil) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen