Spreekwoorden met `pakken`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `pakken`

  1. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken)
  2. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  3. de draad oppakken (=doorgaan van de plaats waar je was gestopt)
  4. geen katje om zonder handschoenen aan te pakken (=geen gemakkelijk persoon)
  5. iemand bij de lurven pakken (=iemand stevig vastpakken)
  6. iemand die behoorlijk kan uitpakken (=iemand die ongeremd zijn toorn kan uiten)
  7. te vies om met een tang aan te pakken (=heel vies en smerig)

34 betekenissen bevatten `pakken`

  1. de handen uit de mouwen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
  2. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  3. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  4. de ossen achter de ploeg spannen (=de zaak verkeerd aanpakken)
  5. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  6. alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
  7. zo glad als boter (=erg glad - moeilijk te pakken te krijgen)
  8. van zessen klaar (=erg handig zijn en van aanpakken weten)
  9. bot vangen (=ernaast pakken, het niet krijgen)
  10. dweilen met de kraan open (=geen kans op succes hebben, omdat men de symptomen bestrijdt zonder de oorzaak aan te pakken)
  11. van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
  12. een goede beurt geven (=grondig reinigen, grondig aanpakken)
  13. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken)
  14. het over een andere boeg gooien (=het anders aanpakken)
  15. uit een ander vaatje tappen (=het anders aanpakken)
  16. er met de grove bijl in hakken (=het brutaal aanpakken)
  17. het touw wat vieren (=het iets minder streng aanpakken)
  18. je verstand gebruiken (=het verstandig aanpakken)
  19. de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
  20. iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
  21. iemand onder handen nemen (=iemand flink aanpakken / mishandelen)
  22. iemand bij de lurven pakken (=iemand stevig vastpakken)
  23. het paard achter de wagen spannen (=iets nutteloos doen of verkeerd aanpakken)
  24. met bed en bult (=met alles wat men bijeen kan pakken op reis gaan)
  25. het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
  26. nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
  27. op een andere leest schoeien (=op een andere manier aanpakken)
  28. de steven wenden (=op een andere manier de dingen gaan aanpakken)
  29. het staat geschreven en gedrukt je moet krabben waar het jeukt (=problemen bij de bron aanpakken)
  30. iemand de pen op de neus zetten (=streng ondervragen of aanpakken)
  31. aan de haak slaan (=te pakken krijgen)
  32. bij de kladden krijgen (=te pakken krijgen)
  33. kip, ik heb je (=ziezo, dat is gelukt / ik heb je te pakken!)
  34. aan je palen trekken (=zonder mededeling inpakken en wegwezen)

50 dialectgezegden bevatten `pakken`

  1. 'k goa ui bij uien schabbernak pakken (=ik zal je eens bij je nekvel vastnemen) (oudenaards)
  2. a oo em ba zanne skabbernak (=Hij had hem te pakken) (Ninoofs)
  3. a vallieze moakn (=je koffer pakken) (Kaprijks)
  4. à'k oe dan zà'k oe (=als ik je te pakken krijg dan zal ik je) (Betuws)
  5. ak goen ze es pakken van vanachter (=op u vrouwen zitten) (Herns (Herne, VL-B))
  6. Ak oew, zak oew (=Als ik je te pakken heb, dan zal ik je) (Roosendaals)
  7. ba zenne skabbernak pakken (=bij zijn kraag pakken) (Meers)
  8. bae zèen'n schabbernak pakken (=bij zijn kraag vatten) (Wichels)
  9. bie ze pietje pakken (=beetnemen) (West-Vlaams)
  10. bij je schabbernak pakken (=bij je kraag grijpen, ) (Mols)
  11. Bij t Slavietje pakken (=Bij t nekvel pakken) (Heerlens)
  12. Bij zijne schabbernak pakken (=Iemand bij de kraag pakken) (Bevers)
  13. Da es pakken noar de moane (=Een onmogelijk te verwezelijken doel najagen) (Wetters)
  14. da's 'n hiet hangiezer (=dat is moeilijk aan te pakken) (Westerkwartiers)
  15. daaj ès nie van gistere (=ze is geen kat om zonder handschoenen aan te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. daaj krieëg de floeppers en de bibberebitsjes tegelijk (=die dame had de schrik van haar leven te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. das e zwaur geval (=het is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. Dat kun je pakken (=Dat is het al bijna) (Volendams)
  19. dê hét de bibberebitsjes op ze lijf (=man, heeft die de schrik te pakken) (Bilzers)
  20. de zos nogal zënen allee goên (=je zou nogal een postje pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. die is mè geen tang vast te pakken (=vuile, vieze, onverzorgde mens) (Sint-Niklaas)
  22. die kent 't klapp'n van 'e zweep (=die weet hoe je dat aan moet pakken) (Westerkwartiers)
  23. Dit/ hij/ zij/ Jij is/bent te goor/vies/smerig om met een tang aan te pakken ! (=Dit / hij / zij / jij bent / is smerig !) (Utrechts)
  24. duske vatte (=doosje pakken) (Geldermalsens)
  25. eemand baa zaaine koljei pakke (=iemand te pakken krijgen) (tervurens)
  26. een klets pakken (=een verkoudheid opdoen) (Heusdens)
  27. Es't veu drekt mei te lachen of kundem emballeren oem mei te pakken ` (=Als je een mop flauw vindt) (Brussels)
  28. Gaai hed het spek aon aaw kloewette. (=Ze hebben u te pakken) (Turnhouts)
  29. ge mottum wa zout op z ne steert le-ge (=zie hem te pakken te krijgen) (Oudenbosch)
  30. ge zoot ter mee gin tènge wiln nor pakken (=je zou ze niet willen benaderen) (Brakels)
  31. gezai nog nie meej un riek te voeiere (=geen katje om zonder handschoenen aan te pakken) (Betuws)
  32. griêpe wi-j keimes öske (=gretig iets pakken) (Weerts)
  33. grode vizz'n eet'n kleine viskes (=rijkelui proberen van armelui iets af te pakken) (Westerkwartiers)
  34. haai is een pingt goan pakken (=hij is een pint gaan drinken) (turnhouts)
  35. had hij je te pakken (=haj oe) (Tilburgs)
  36. hae leutj niks ligge as heit ieëzer en muuëlestein (=hij neemt alles wat hij te pakken kan krijgen) (Weerts)
  37. hee hef ' t vuur ' t gat vuur (=hij heeft het te pakken (een griepje of zo) ) (Twents)
  38. hij hej ne klets te pakken (=hij is verkouden) (Kaatsheuvels)
  39. hij is te " pekkig" om aon te pakken (=een zeer smerig iemand) (Oudenbosch)
  40. hij lopt d'r om hen as 'n kat om de hiete brij (=hij durft de zaak niet goed aan te pakken) (Westerkwartiers)
  41. ie ee em te skèrn, / te stekn (=hij heeft hem te pakken) (Waregems)
  42. ieënen ba zènne skabernak pakken (=iemand in de hals vastpakken) (Meers)
  43. Iemand aan ziene collei schieren (=Iemand te pakken krijgen) (Ronsisch)
  44. iemand bei zeine schabbernak pakken (=iemand bij zijn nekvel pakken) (Buggenhouts)
  45. Iemand bij zijnen schavvernak pakken (=Iemand bij de lurven vatten) (Lokers)
  46. iemëd bij zën libbërë pakke (=iemand bij zijn nekvel pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. iemëd mèt zën libbëre pakke (=iemand bij zijn nekvel pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. iemëd mèt zën stroët pakke (=iemand bij zijn strot pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. iemëd mèt zëne koljee pakken (=iemand bij de kraag nemen(lett. / fig)) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. iemed snoere (=iemand pakken of hebben liggen) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen