Spreekwoorden met `bril`

Zoek

11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bril`

  1. de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
  2. door de bril van een ander zien (=de mening van een ander blind vertrouwen)
  3. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  4. een bril op de neus krijgen (=moeten gehoorzamen aan iemand)
  5. een roze bril op hebben (=verliefd op iemand zijn en hierdoor zijn/haar mindere kanten niet zien)
  6. elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
  7. iemand een bril op de neus zetten (=iemand terechtwijzen of dwingen gehoorzaam te zijn)
  8. iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
  9. twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
  10. wat baten kaars en bril als de uil niet zien en lezen wil (=het is vruchteloos iemand te willen voorlichten als hij dat niet wil)
  11. wat baten kaars of bril, als de uil niet zien en wil. (=gezegd als een koppig iemand advies of hulp negeert)

18 dialectgezegden bevatten `bril`

  1. Als klein jung op groetemins kakhuuskens goan, vallen ze door de bril (=Te veel riskeren is ook niet goed. is niet altijd goed) (Achels)
  2. As je nu niet ophoudt , maak ik van je bril een racefietsch (=Hou op aub. (tegen iemand die vervelend doet en een bril draagt)) (Utrechts)
  3. glas in loodgezicht (=Iemand met bril) (Bosch)
  4. hëbstë al auts ne knijn gezien mèt ne bril op (=wortelen zijn goed voor de ogen !) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. hëbste ne nauwe bril naudig ! (=zie je dat dan niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. hie zal ur de bril nè van beschieten (=hij krijgt weinig te eten) (Budels)
  7. ich hëb nog nauts ne knijn mèt ne bril op gezien (=je moet veel worteltjes eten !) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. ich zaag em nog van zich ne nauwe bril aon te sjaffe (=de boswachter zag door het bos de bomen niet meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. irst èfkes hèùge, dan kunde oewen bril schonmaoke (=eerst even beademen, dan kun je de bril poetsen.) (Tilburgs)
  10. vaeg zëne bril ès aof (=kijk eens opnieuw) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. Wa bringet op te schuiflen ast piëird nie wil ziëken. (=Wat baten kaars en bril als de uil niet lezen wil.) (Lokers)
  12. wat baote pil en bil, as zëne Juul nie staajve wil (=wat baten kaars en bril als den uil niet zien 'n wil) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. woar is mien fok (=waar is mijn bril) (Westerkwartiers)
  14. zen oeëge stoan oep ze gat; dieë es blind zeker; et ne gestroeke bril (=hij merkt het niet) (Diesters)
  15. zënë bril raechzètte (=goed uit zijn doppen kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. zene vilo op zen noës zètte (=zijn bril opzetten) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. zét zene bril es raech (=kijk eens goed!) (Bilzers)
  18. zét zene bril és tegoej (=kijk eens wat beter) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen