Spreekwoorden met `jong`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `jong`

  1. aap wat heb je mooie jongen (=sarcastische opmerking over iemand die wat al te trots is op iets)
  2. aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
  3. buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
  4. de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
  5. de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
  6. de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
  7. een haastige hond werpt blinde jongen. (=te snel of impulsief handelen heeft slechte gevolgen)
  8. een oude bok lust nog wel een jong/groen blaadje (=een oude man is nog wel seksueel geïnteresseerd in een jong meisje)
  9. er een kleine jongen bij zijn (=er niet aan kunnen tippen)
  10. het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is. (=iedereen is trots op zijn kinderen)
  11. het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
  12. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
  13. jong bier moet gisten (=kinderen hebben recht op plezier)
  14. jong en oud, op het eind wordt alles koud. (=uiteindelijk gaat iedereen dood.)
  15. jong geleerd is oud gedaan (=hoe eerder men iets leert, des te langer de vaardigheid zal blijven)
  16. jong te paard, oud te voet (=als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk)
  17. jongens van Jan de Witt (=dappere jongens zijn)
  18. zoals de ouden zongen piepen de jongen (=de jongeren leren het van de ouderen)

14 betekenissen bevatten `jong`

  1. die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
  2. jongens van Jan de Witt (=dappere jongens zijn)
  3. zoals de ouden zongen piepen de jongen (=de jongeren leren het van de ouderen)
  4. de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
  5. een oude bok lust nog wel een jong/groen blaadje (=een oude man is nog wel seksueel geïnteresseerd in een jong meisje)
  6. te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken (=geen kind meer, maar nog te jong voor volwassen zaken)
  7. buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
  8. het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
  9. zo fris als een hoentje (=heel fris, nog erg jong)
  10. snotterige veulens worden de gladste paarden. (=kwajongens die nergens voor lijken te deugen, worden vaak flinke mannen)
  11. kattenkwaad uithalen (=kwajongensstreken)
  12. met de moedermelk ingezogen hebben (=van jongs af zo geleerd hebben)
  13. van kindsbeen af (=van jongsaf aan)
  14. een vogel die te vroeg zingt, wordt `s avonds van de kat gegeten. (=wie al te jong naar genot streeft, gaat te gronde.)

50 dialectgezegden bevatten `jong`

  1. `ich zal toeris goeën zègge dat Zjef heië nie thinnis ès, dan kan d'ne jóng dieëzen achtere no tous koeëme` (=`Ik zal bij u thuis gaan zeggen dat Jef vandaag niet bij hem thuis is, dan kan uw kind namiddag naar thuis komen.`) (Genker)
  2. 'k moe scheiten alzun jong veule mea kooi dérm (=ik ga naar het toilet) (Schijndels)
  3. 't konijneneete (=het jong volk) (Gents)
  4. 't konijneneten (=het jong volk) (Lovendegems)
  5. 't Vriest makkelek op een oud skotsie. (=jong geleerd, oud gedaan.) (Zaans)
  6. aad wiëne ès ën graute guns, mér joenk blijve ès ën nog grutter kuns (=oud worden is een gunst, jong blijven een grotere kunst) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. Aakes keun'n nie jongler'n (=jong geleerd is oud gedaan.) (Hams)
  8. Âhdsjes kenne nie jonglere. (=jong geleerd is oud gedaan.) (Haags)
  9. Aj edeur mej jong vol gedouwe (=Hij heeft haar zwanger gemaakt) (Ossendrechts)
  10. allei jong (=t'is niet waar zeker) (Moes)
  11. Alles voor 't jong (=Alles over voor m'n kind) (Brabants )
  12. Alsofst n jong baist op staale hest / Alsofs doe en jong baist op staale hest. (=Het stinkt hier verschrikkelijk. (Alsof je een jong beest op stal hebt staan)) (Oldambsters)
  13. as ge ni oud wilt weurre moet a mor joenk oephange (=als je niet oud wil worden moet je je maar jong ophangen) (Antwerps)
  14. aste nog van zen herinneringe kons geniete, laefste twei kër (=herinneringen houden je jong) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. bajaat jong (=dat is wel zo) (Sint-Niklaas)
  16. bij jao jong (=nou nou) (Oudenbosch)
  17. bitter'n auw perd kapot als un jong overstuur (=de oudere generatie doet het wel) (Schijndels)
  18. Dà klàn jong méé da groate hoad (=Dat kleine kind met dat grote hoofd) (Werkendams)
  19. daaj èstër ook vrig bij (=die trouwt jong -is jong zwanger) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. dae kump pas kieke (=die is nog (te) jong) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. das nog mér e kaud kènd (=die is nog vrij jong) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Dat is'n looze jong / loos wicht (=Dat is nou een opschepper (-ster) (negatief bedoeld) ) (Gronings)
  23. de bès joenk en de wilds tër mér op los (=als je jong bent leef je wild en onbezonnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de jong (=de kinderen) (Geldermalsens)
  25. de kaoter kump get laoter (=jong getrouwd, snel berouwd) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. De kloan biëte doen. (=Hakselen tussen de jong bietenplantjes om het onkruid en de ongewenste bietenplantjes te verwijderen.) (Rillaars)
  27. de kumps nog m (=je bent nog jong en moet nog veel bijleren) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. de kwoi jong (=de kinderen) (Kaatsheuvels)
  29. Dei jòng ligk aan de achtersjte mem (=Die jongen wordt benadeeld) (Amies)
  30. det is ouch eine sjoeëne, zag de aap, toen zaag d’r zien jóng (=een domme opmerking maken) (Heitsers)
  31. det zeen bleûtjes van jông (=met die kinderen heb je medelijden) (Weerts)
  32. dich bès nau ook al aut te koj kènder (=je kinderen zijn ook al niet meer zo jong meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Die is nog nat achter z'n ôôren (=Het is nog maar een jong mannetje, een beginneling) (Zeeuws)
  34. Du bis nog neet druug ater de oere. (WT) (=Hier kun jij niet over meepraten, want je bent nog te jong) (Mechels (NL))
  35. e joenge klette (=een jong meisje) (Veurns)
  36. e joenk vieële èster niks tieëge (=zij gedraagt zich als een jong veulentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. e jongksen (=jong van een dier) (Sint-Niklaas)
  38. een olle bok lust nog wel es 'n groen bladje (=een oudere man ziet nog graag een mooi jong meisje) (Westerkwartiers)
  39. ei is niemmeer zoe jonk (=hij is niet meer zo jong) (Sint-Niklaas)
  40. èn de fleur van zenen aae daog (=een jong oudje) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. ès noch nis achter zèn oûren (=hij is nog jong) (Sint-Niklaas)
  42. ge mo nie so naauw kijke jong (=jij bent veel te precies) (Oudenbosch)
  43. ge zou tur un jong van krijge (=tegenvallend verloop) (Oudenbosch)
  44. geeën drie mal zeevn meeër (=niet zo jong meer) (Waregems)
  45. gu mot mee oe poten van m'n jong blijve (=je moet van mijn kind afblijven) (brabants)
  46. hee hei e gezicht ver jong hon liejere oep te bassen (=iemand met een lelijk aangezicht) (Betsers)
  47. het takje buug'n as 't nog zaacht is (=voed je kinderen zo jong mogelijk op) (Westerkwartiers)
  48. Hij his ze op jong geschupt (=Hij heeft ze zwanger gemaakt) (Geffes)
  49. hoeveul jong hedde gij? (=hoeveel kinderen heb jij?) (Prinsenbeeks)
  50. ich kos gërès zëne pa zin (=je komt nog maar pas kijken, zo jong) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen