Spreekwoorden met `ooit`

Zoek

22 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ooit`

  1. aan mijn nooit niet (=geen sprake van)
  2. als het varken zat is, gooit het de bak om. (=gezegd als iemand geen dankbaarheid toont)
  3. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  4. beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
  5. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  6. de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
  7. een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
  8. een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
  9. er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden (=je kunt het niet iedereen naar de zin maken)
  10. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  11. heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
  12. het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
  13. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  14. iemand in het ooitje nemen (=met iemand een grap uithalen of voor de gek houden)
  15. je bent nooit te oud om te leren (=je kan altijd nog bijleren)
  16. je kunt nooit weten waar een paling kruipt (=zeg nooit nooit)
  17. je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
  18. kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
  19. nooit troef verzaken (=overal bij zijn, altijd meedoen)
  20. vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
  21. wat hansje niet leert zal hans nooit weten (=je moet het eerst leren om het later te kunnen)
  22. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)

42 betekenissen bevatten `ooit`

  1. van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
  2. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  3. niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
  4. dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
  5. dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
  6. het bloed kruipt waar het niet gaan kan (=de aard verloochent zich nooit)
  7. een straatje zonder eind (=een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt)
  8. een wet van Meden en Perzen zijn (=een regel waarvan nooit mag worden afgeweken)
  9. zolang er leven is, is er hoop (=er is altijd hoop, dus geef nooit op!)
  10. gestolen goed gedijt niet (=gestolen zaken brengen nooit voordeel)
  11. heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
  12. beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
  13. wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
  14. de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
  15. het zo zout nog niet gegeten hebben (=het zo slecht nog nooit meegemaakt hebben)
  16. zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)
  17. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  18. het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
  19. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  20. een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
  21. Jantje Contrarie (=iemand die nooit akkoord is)
  22. als Pasen en Pinksteren op één dag vallen (=iets wat nooit zal gebeuren)
  23. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  24. neem je hoed niet af voordat je gegroet wordt (=men moet een ander nooit in de rede vallen)
  25. geen handbreed wijken (=niet opzij gaan, nooit bang is)
  26. als de kalveren op het ijs dansen (=nooit)
  27. morgen als kaatje verjaart (=nooit , dat stel ik liever uit)
  28. met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
  29. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  30. een ongelovige Thomas zijn (=nooit iets geloven)
  31. een houten/stijve Klaas zijn (=nooit iets leuks willen)
  32. het vat der Danaïden vullen (=nooit klaar komen met het werk)
  33. al zouden de raven het uitbrengen (=ooit wordt de zaak bekend)
  34. al moesten de kraaien het uitbrengen (=ooit wordt de zaak bekend)
  35. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  36. menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  37. genoeg ligt op het kerkhof. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  38. als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
  39. geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
  40. de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
  41. goed begonnen is half gewonnen (=wat niet aangevangen wordt komt ook nooit af. / Wanneer het begin van iets goed is, is de kans groter dat het goed eindigt)
  42. je kunt nooit weten waar een paling kruipt (=zeg nooit nooit)

33 dialectgezegden bevatten `ooit`

  1. 't Hangt men kloeute ooit - 'k Zent muug (=Ik verveel me) (Turnhouts)
  2. al moeten et de kraeë autbringe (=ooit zal dit aan 't licht komen) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. as Poeëse en Pinkstere gelijk valle (=ooit eens, misschien) (Bilzers)
  4. aste piepële hoj aete (=mogelijk misschien eens ooit) (Bilzers)
  5. de woarijt komt uit a moest'n de kroun uitbrin' (=ooit zal de waarheid aan het licht komen) (Brakels)
  6. Die hemmek oewet gedekt g’had (=Daar heb ik ooit seks mee gehad) (Herentals)
  7. doë ès gene goeje sjoen of hae pits wol ërgës (=overal zal ooit wel wat mis zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. edde da vazjeleven al meegemokt (geweten)! (=heb je dat al ooit meegemaakt! (gehoord, gezien) ) (Sint-Niklaas)
  9. eej nog up zukke karre gezeetn (=heb je dat ooit meegemaakt) (kortemarks)
  10. eej van je leevn (=heb je al ooit) (Lichtervelds)
  11. eej van je leevn (=heb je dat nog ooit meegemaakt) (Kortemarks)
  12. ein blindj vêrke vingtj auch waal 's einen eikel (=ondanks alles zal het ooit lukken) (Weerts)
  13. Ej da nei vazeleevn a gwoord (=Heb je dat nu ooit al gehoord) (Maldegems)
  14. Ge wit 't ooit nooit nie (=Je weet het maar nooit) (Helmonds)
  15. Ge wit ' t t ooit nooit nie (=Je weet het ooit niet) (Helmonds)
  16. Ge wit ooit nooit nie (=Je weet 't maar nooit) (Eindhovens)
  17. God macht weten (=Er is niemand die het ooit gaat weten) (West-Vlaams)
  18. god zal het dich laune, èssët nie mèt spek dan ès het mèt baune! (=misschien word je hiervoor wel eens ooit beloond) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. hè de ôot zo-ne kloojoow gezien (=heb je ooit zo'n stuntelaar gezien) (Tilburgs)
  20. Hedde da na vanzelève gezien / geweete (=Heb je dat nu ooit gezien / geweten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  21. hedde oeet (=heb je ooit) (Balens)
  22. hest 'et ooit zo zolt eet'n? (=heb je het ooit zo erg meegemaakt?) (Westerkwartiers)
  23. iêlkën aaë waajzë aajl ès auts een aajlskeikë gewès (=je moet ooit jong en dom geweest zijn om oud en slim te kunnen worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. in 't joeër stillekes (=ooit) (Meers)
  25. in't joar stillekes (=ooit) (Wichels)
  26. op ne vieze keir (=ooit eens) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. Stal boven al! (=Fiere Stallenaren hebben dit ooit wel eens gezegd) (Stals)
  28. thangt meneh freik ooit (=ik baal ervan) (Arendonks)
  29. toet in 't pekken van d' andjoeëns (=tot ooit) (Veurns)
  30. vanjeleive (=ooit van mijn leven) (Sint-Katelijne-Waver)
  31. vrigger, waaj de beiste nog koste kalle, wos alles zoe simpel en sjaun (=iedere uil is ooit een uilskuiken geweest) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. Wie het zuks nou ooit op de viool bleze hore. (=Wie heeft zoiets ooit gehoord.) (Zaans)
  33. wie oo dat vazeleven gepjèst (=wie had dat ooit gedacht) (Brakels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen