Spreekwoorden met `neer`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `neer`

  1. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  2. de boel erbij neergooien (=ermee stoppen)
  3. het bijltje erbij neerleggen (=ermee stoppen)
  4. het loodje (erbij neer)leggen (=overlijden)
  5. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  6. wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
  7. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)

33 betekenissen bevatten `neer`

  1. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  2. het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
  3. het is lood om oud ijzer (=het komt op hetzelfde neer)
  4. iemand vol lood pompen (=iemand genadeloos neerschieten)
  5. iemand ongesuikerd zeggen waar het op staat (=iemand ongegeneerd de waarheid zeggen)
  6. iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
  7. iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
  8. het daglicht niet kunnen verdragen/zien (=iets wordt stiekem of oneerlijk gedaan)
  9. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  10. kromme gangen gaan (=omwegen maken, oneerlijk zijn)
  11. te kwader trouw (=onbetrouwbaar, oneerlijk handelend)
  12. laag bij de grond (=oneerlijk, unfair)
  13. iets in de wacht slepen (=op oneerlijke manier verkrijgen, iets in bezit krijgen voor weinig geld)
  14. onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
  15. in zak en as zitten (=terneergeslagen zijn (oorspronkelijk: Joodse rouw))
  16. je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)
  17. met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
  18. bij nacht en ontij (werken/zijn) (=wanneer anderen slapen)
  19. als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
  20. strenge heren regeren niet lang (=wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk)
  21. vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)
  22. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  23. kan uit Nazareth iets goeds komen? (=wanneer iemand een bepaalde opvoeding heeft gehad kan daar niks goeds van verwacht worden)
  24. de ene dienst is de andere waard (=wanneer iemand helpt, doet men graag iets terug)
  25. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  26. als katten muizen, mauwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  27. een open boek zijn (=wanneer je karakter eenvoudig te doorzien is)
  28. rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)
  29. honger is de beste kok/saus (=wanneer men honger heeft, smaakt alles goed)
  30. in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
  31. eendracht maakt macht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  32. als de ene blinde de ander leidt vallen ze beiden in de gracht (=wanneer onbekwamen andere onbekwamen adviseren gaat het fout)
  33. goed begonnen is half gewonnen (=wat niet aangevangen wordt komt ook nooit af. / Wanneer het begin van iets goed is, is de kans groter dat het goed eindigt)

33 dialectgezegden bevatten `neer`

  1. 't is aalmoal een pot nat (='t komt allemaal op hetzelfde neer) (Westerkwartiers)
  2. ' t is van ' t zulfde loak' n ' n pak (=het komt op hetzelfde neer) (Westerkwartiers)
  3. as dit neet good is lègks se d’r de kop mer bie neer (=als je dit niet lust dan heb je pech) (Heitsers)
  4. Azuë roeën z'in Bru:ssel d'aeren in de körf (=Je legt dat onvoorzichtig neer) (Wichels)
  5. da kom opt zelfde straotje nuit (=dat komt op hetzelfde neer) (Oudenbosch)
  6. Dae hat d'r leapel neer gelaat (=Iemand die gestorven is) (Mechels (NL))
  7. das saus naor ut kommeke (=dat komt op hetzelfde neer) (Oudenbosch)
  8. dê hi veul kreum gekôst um dien bôm um te doewe (=dat heeft veel inspanning gekost om die boom neer te halen) (Boakels)
  9. de stiêp ônger de kér zette (=het bijltje er bij neer gooien) (Weerts)
  10. de waereldj is wie ein hoonderkoeëj: die van baove zitte besjiete altied die óngeraan zitte (=mensen aan de top van de hiërarchie kijken neer op degenen onder hen) (Heitsers)
  11. die is warm te hard neer gezet (=klein persoon) (Rotterdams)
  12. doar komt 't zowat op del (=daar komt het ongeveer op neer) (Westerkwartiers)
  13. e volt doa kul over kloètn (=hij valt heel ongelukkig neer) (Poperings)
  14. hae goenk daoël waaj ën hoot (=hij ging languit neer) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. hae hèt gene naogel mei vër oën zen K te krabbe (=de timmerman legt er het bijltje bij neer) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. hai legt 'r zenneh kop bèh neer (=hij geeft op) (Arendonks)
  17. het gijt met hoogt'n en leegt'n (=het gaat wat op en neer) (Westerkwartiers)
  18. Hij ies up en truug noar du'n bakker vur ne zak brooikes (=Hij is even op en neer naar de bakker voor een zak broodjes) (Kaatsheuvels)
  19. ieëne pot nat (=het komt allemaal op hetzelfde neer) (Meers)
  20. Ik maaj oe daele (=Ik sla je neer) (Enschedees)
  21. je viel boîmslag omme (=hij viel plots neer) (Lichtervelds)
  22. je viel boîmslag omme (=hij viel plots neer) (Kortemarks)
  23. je viel bollebots omme (=hij viel op slag neer) (Lichtervelds)
  24. klitse, klatse, kla.nder, van den eenen bil óp d'n a.ndere (=op en neer) (Genneps)
  25. leg dij doar moar bij del (=leg je daar maar bij neer) (Westerkwartiers)
  26. loat oe maar neer vallen (=ga lekker zitten) (Vechtdals)
  27. op 'n del (=op en neer) (Westerkwartiers)
  28. Op en dale gaon (=Op en neer gaan) (Hoogeveens)
  29. smiet ' t doar moar del (=gooi het daar maar neer) (Westerkwartiers)
  30. Stop met zeike en gaat leven. As je altijd bij de pakkuh neer gaot zitte is het levuh niet meer leuk (=Als je altijd moppert, zie je de zon niet meer) (Utrechts)
  31. t is allemaol zoeë lank as ’t breid is (=het komt op hetzelfde neer) (Heitsers)
  32. tès ammel éne pot naot (=het komt allemaal op hetzelfde neer) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. zèt oech (niër) pak en plank goej dich daol (=zet u neer) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen