Spreekwoorden met `leven`

Zoek

44 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `leven`

  1. aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
  2. alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
  3. binnenskamers gebleven (=geheim gebleven)
  4. de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
  5. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  6. een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
  7. een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
  8. een pater goedleven (=iemand die van het leven geniet)
  9. geen teken van leven meer geven (=niets meer van zich laten horen)
  10. het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  11. het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
  12. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  13. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  14. het levenslicht aanschouwen/zien (=geboren worden)
  15. het lieve leventje gaande (=de ruzie begonnen - de poppen aan het dansen)
  16. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  17. iemands levensdraad afsnijden (=doden)
  18. in het land der levenden (=op aarde, voor de dood)
  19. je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
  20. kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
  21. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  22. leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
  23. leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
  24. leven als een vis in het water (=totaal tevreden en onbekommerd leven)
  25. leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
  26. leven en laten leven (=iemand of iets z`n gang laten gaan en niet mee bemoeien)
  27. leven in de brouwerij brengen (=waar het rustig is activiteit, vrolijkheid of drukte inbrengen)
  28. leven uit de korf zonder zorg (=onbekommerd leven)
  29. met het leven afrekenen (=sterven)
  30. morgen des levens (=de jeugd)
  31. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  32. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  33. op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
  34. op grote voet leven (=veel geld uitgeven)
  35. op je zenuwen leven (=bijna overspannen geraken)
  36. op voet van oorlog zijn/leven (=erge ruzie hebben)
  37. schreeuwen of men levend gevild wordt (=heel hard schreeuwen)
  38. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  39. van de hand in de tand leven (=zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later)
  40. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  41. veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
  42. vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
  43. zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet alles verloren is, kan alles nog goed komen)
  44. zolang er leven is, is er hoop (=er is altijd hoop, dus geef nooit op!)

74 betekenissen bevatten `leven`

  1. de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
  2. je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
  3. het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
  4. hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
  5. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  6. groot bal op kleine aardappelen (=boven zijn stand leven)
  7. op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
  8. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  9. de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
  10. ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
  11. de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
  12. iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
  13. leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
  14. je hemel op aarde verdienen (=een goed en eerlijk leven leiden)
  15. een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
  16. een land van melk en honing zijn (=een land waar het goed en voorspoedig leven is)
  17. aan de zwabber zijn (=een onbezorgd leventje leiden)
  18. rusten aan abrahams` borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
  19. een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
  20. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  21. het is als met de koeien van de Farao. (=er is geen goed aan te doen (De koeien van de Farao bleven mager))
  22. geld maakt niet gelukkig (=er is meer in het leven dan rijkdom)
  23. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  24. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  25. goed en bloed voor iets offeren (=ergens alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
  26. de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
  27. eten en drinken houdt lijf en ziel bijeen. (=eten en drinken blijven levensbehoeften.)
  28. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  29. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  30. leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
  31. binnenskamers gebleven (=geheim gebleven)
  32. geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
  33. je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
  34. een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
  35. de wereld draait door (=het leven gaat gewoon door, ondanks problemen.)
  36. het is altijd rouwen en trouwen (=het leven is een afwisseling van goede en slechte tijden)
  37. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  38. kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
  39. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  40. een pater goedleven (=iemand die van het leven geniet)
  41. iets met de moedermelk binnenkrijgen (=iets leren in de eerste levensjaren)
  42. in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
  43. in het aanzijn roepen (=in het leven roepen)
  44. onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
  45. geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
  46. de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
  47. op je vet teren (=leven van gespaard geld)
  48. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  49. met iemand breken (=met iemand niet meer verder werken, leven)
  50. op rechte wegen gaan (=niet zondig leven)

50 dialectgezegden bevatten `leven`

  1. geröstj laeve is neet sterve (=gerust leven is niet sterven) (Kinroois)
  2. 'k ben in de fleur va me leven (=ik voel me nog goed) (Sint-Niklaas)
  3. 'n dood peerd an 'n poal vaastbiend'n (=te voorzichtig leven) (Westerkwartiers)
  4. 'n mens is moar één joar kaalf, moar blift altied ezel (=een mens blijft tijdens zijn leven fouten maken) (Westerkwartiers)
  5. 'r zit op ´n gooi wei (=hij heeft er een goed leven) (Neerharens)
  6. 't beste moar hoop'm, 't slimste komt gauw genog (=hoop doet leven) (Westerkwartiers)
  7. 't es van'n trok dagge moetj leven (=je moet de gelegenheid te baat nemen) (Ninoofs)
  8. 't Laeve det wae te kort vinje bestuit meistal oet daag diej wae te langk vinje! (=Het leven dat wij te kort vinden bestaat grotendeels uit dagen die wij te lang vinden!) (Kinroois)
  9. 't laeve ès waaj ën naoës, de moes ter alles authaole wat trèn zit (=het leven is als een neus, je moet er alles uithalen wat er in zit) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. 't Laeve waas veur veul minse neet zoeë gezellig es de bure get mieë gelök haje! (=Het leven was voor veel mensen niet zo gezellig moesten de buren wat meer geluk hebben!) (Kinroois)
  11. 't leaven is as 'n keenderhèèmd, mest'ntieds te kort (=het leven is als een kinderhemdje, meestal te kort) (Twents)
  12. 't leevn is voe de rappe (=het leven is voor de vluggerds) (Veurns)
  13. 't Nie meeë lange trekk'n (=Niet meer lang leven) (Veurns)
  14. aa beem mauste nimei verplante (=oude mensen leven niet meer lang als ze moeten verhuizen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Ach, Brand is erger. (=er zijn wel ergere dingen in het leven .) (Utrechts)
  16. achter oens trekke ze de liere op (=geniet van het leven want ...) (Gents)
  17. achtr uus trekkn ze de lèèr up (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
  18. achtr uus trekkn ze de lêir up (=geniet van het leven want het duurt maar even) (kortemarks)
  19. achtr uus zynt ol krullekoppn (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
  20. Ai-j bange leaft, goah-j bange dood (=Durf te leven) (Sallands)
  21. Aj gin kop hebt, ku'j nig noar boet'n kiek'n. De koo is vergett'n dat he kalf is west. (=Boven je stand leven) (Twents)
  22. al ze leven (=vast en zeker) (Hulsters (NL))
  23. al zun lèève (=vast en zeker, zijn hele leven) (Tilburgs)
  24. alles ba'ieën skeiren (=armoedig leven) (Meers)
  25. alles ès mér ne wiët (=als je alles weet, is het leven gemakkelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. alzelèvu (=bij leven) (Brakels (gld))
  27. as ich ne voeëgel wor dan vloeëg ich wijd van haus....mér ich kan nie vlieëge en doeëmèt voeëgel ich mér taus (=je moet het leven nemen zoals het is) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. asof ze laeve ter van aof hink (=op leven en dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. aste daud bès, wiët iedereen get van dich (=een vriend is iemand die tijdens je leven je vertelt, wat anderen na je dood van je weten te vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. aste slups béste daud (=leven doe je tussen het slapen en eten door) (Bilzers)
  31. baeter ne bauk vant zaupe, as ne kroef vant kraupe (=beter met plezier door het leven dan altijd moeten werken) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. bau nie gelaach wieëd, doog et nie (=nu en dan moet er wat leven in de brouwerij zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. beter un kort en goei leven as un lang en slecht (=beter een kort en goed leven dan een lang en slecht) (Brabants)
  34. blijven ojeme en de wiës nog honned jaor aad (=hoop doet leven, en zolang er leven is is er hoop) (Bilzers)
  35. d'es zèen lank leven (=dat is zijn favoriete hobby) (Wichels)
  36. D'iene staarft,d'aandre aarft (=Het leven gaat door de een zijn dood is andermans brood) (Giethoorns)
  37. d'r ao e gedacht va mouken (=Ermee leren leven) (bambrugs)
  38. Da hèk nie gère (=Ik wil liever niet dat ik dergelijke gebeurtenissen meemaak in mijn leven) (Bredaas)
  39. daaj krieëg de floeppers en de bibberebitsjes tegelijk (=die dame had de schrik van haar leven te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. dae dret zich üm èn ze graof (=die zou daarmee bij leven niet tevreden zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. dae ès al alzelaeve e bleuke enne bènnevètter (=die is al zijn hele leven verlegen en introvert) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. dae ès nog èn de fleur van zëne fladder (=hij is nog in de bloei van zijn leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. dae geit te gaerd aaf (=die zal niet lang meer leven) (Geuls)
  44. Dae haet de meiste petatte gegaete (=die heeft het grootste deel van z'n leven gehad) (Venloos)
  45. Dae löp met de plenk onder de jas. (=Die heeft niet lang meer te leven) (Venloos)
  46. dae ruuk (stink) nao de sjöp (=Die heeft niet lang meer te leven) (Steins)
  47. dae wieët vanvieër nie of ter aater ook laef (=die profiteert niet van het leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. dao geit niks oet as rouk door de sjouw (en dae waertj nog gezeefdj) (=zij leven heel erg spaarzaam) (Heitsers)
  49. daor is z n eule leve meej gemoeid gewiest (=daar heeft hij zich zijn leven lang aan gewijd) (Oudenbosch)
  50. das gene vètte, doeë zulste geen dikke kieëtëLe van sjijte (=dat brengt niet genoeg op om van te leven) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen