44 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `leven`
- aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
- alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
- binnenskamers gebleven (=geheim gebleven)
- de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
- de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
- een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
- een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
- een pater goedleven (=iemand die van het leven geniet)
- geen teken van leven meer geven (=niets meer van zich laten horen)
- het leven gaat niet altijd over rozen (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
- het leven is geen zoete krentenbol (=het is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers)
- het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
- het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
- het levenslicht aanschouwen/zien (=geboren worden)
- het lieve leventje gaande (=de ruzie begonnen - de poppen aan het dansen)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- iemands levensdraad afsnijden (=doden)
- in het land der levenden (=op aarde, voor de dood)
- je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
- kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
- leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
- leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
- leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
- leven als een vis in het water (=totaal tevreden en onbekommerd leven)
- leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
- leven en laten leven (=iemand of iets z`n gang laten gaan en niet mee bemoeien)
- leven in de brouwerij brengen (=waar het rustig is activiteit, vrolijkheid of drukte inbrengen)
- leven uit de korf zonder zorg (=onbekommerd leven)
- met het leven afrekenen (=sterven)
- morgen des levens (=de jeugd)
- niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
- niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
- op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
- op grote voet leven (=veel geld uitgeven)
- op je zenuwen leven (=bijna overspannen geraken)
- op voet van oorlog zijn/leven (=erge ruzie hebben)
- schreeuwen of men levend gevild wordt (=heel hard schreeuwen)
- te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
- van de hand in de tand leven (=zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later)
- van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
- veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
- vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
- zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet alles verloren is, kan alles nog goed komen)
- zolang er leven is, is er hoop (=er is altijd hoop, dus geef nooit op!)
74 betekenissen bevatten `leven`
- de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
- je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
- het leven is meer dan eten en drinken. (=alleen eten en drinken vult geen leven.)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
- groot bal op kleine aardappelen (=boven zijn stand leven)
- op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
- daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
- de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
- ars longo vita brevis (=de kunst blijft lang en het leven is kort)
- de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
- iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
- leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
- je hemel op aarde verdienen (=een goed en eerlijk leven leiden)
- een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
- een land van melk en honing zijn (=een land waar het goed en voorspoedig leven is)
- aan de zwabber zijn (=een onbezorgd leventje leiden)
- rusten aan abrahams` borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
- een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
- goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
- het is als met de koeien van de Farao. (=er is geen goed aan te doen (De koeien van de Farao bleven mager))
- geld maakt niet gelukkig (=er is meer in het leven dan rijkdom)
- je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
- er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
- goed en bloed voor iets offeren (=ergens alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
- de kraag kosten (=ergens bij om het leven komen)
- eten en drinken houdt lijf en ziel bijeen. (=eten en drinken blijven levensbehoeften.)
- het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
- eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
- leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
- binnenskamers gebleven (=geheim gebleven)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
- een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
- de wereld draait door (=het leven gaat gewoon door, ondanks problemen.)
- het is altijd rouwen en trouwen (=het leven is een afwisseling van goede en slechte tijden)
- het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
- kleur in je leven krijgen (=het leven wordt leuker)
- van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
- een pater goedleven (=iemand die van het leven geniet)
- iets met de moedermelk binnenkrijgen (=iets leren in de eerste levensjaren)
- in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
- in het aanzijn roepen (=in het leven roepen)
- onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
- geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
- de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
- op je vet teren (=leven van gespaard geld)
- niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
- met iemand breken (=met iemand niet meer verder werken, leven)
- op rechte wegen gaan (=niet zondig leven)
50 dialectgezegden bevatten `leven`
-
geröstj laeve is neet sterve (=gerust leven is niet sterven) (Kinroois)
- 'k ben in de fleur va me leven (=ik voel me nog goed) (Sint-Niklaas)
- 'n dood peerd an 'n poal vaastbiend'n (=te voorzichtig leven) (Westerkwartiers)
- 'n mens is moar één joar kaalf, moar blift altied ezel (=een mens blijft tijdens zijn leven fouten maken) (Westerkwartiers)
- 'r zit op ´n gooi wei (=hij heeft er een goed leven) (Neerharens)
- 't beste moar hoop'm, 't slimste komt gauw genog (=hoop doet leven) (Westerkwartiers)
- 't es van'n trok dagge moetj leven (=je moet de gelegenheid te baat nemen) (Ninoofs)
- 't Laeve det wae te kort vinje bestuit meistal oet daag diej wae te langk vinje! (=Het leven dat wij te kort vinden bestaat grotendeels uit dagen die wij te lang vinden!) (Kinroois)
- 't laeve ès waaj ën naoës, de moes ter alles authaole wat trèn zit (=het leven is als een neus, je moet er alles uithalen wat er in zit) (Munsterbilzen - Minsters)
- 't Laeve waas veur veul minse neet zoeë gezellig es de bure get mieë gelök haje! (=Het leven was voor veel mensen niet zo gezellig moesten de buren wat meer geluk hebben!) (Kinroois)
- 't leaven is as 'n keenderhèèmd, mest'ntieds te kort (=het leven is als een kinderhemdje, meestal te kort) (Twents)
- 't leevn is voe de rappe (=het leven is voor de vluggerds) (Veurns)
- 't Nie meeë lange trekk'n (=Niet meer lang leven) (Veurns)
- aa beem mauste nimei verplante (=oude mensen leven niet meer lang als ze moeten verhuizen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ach, Brand is erger. (=er zijn wel ergere dingen in het leven .) (Utrechts)
- achter oens trekke ze de liere op (=geniet van het leven want ...) (Gents)
- achtr uus trekkn ze de lèèr up (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
- achtr uus trekkn ze de lêir up (=geniet van het leven want het duurt maar even) (kortemarks)
- achtr uus zynt ol krullekoppn (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
- Ai-j bange leaft, goah-j bange dood (=Durf te leven) (Sallands)
- Aj gin kop hebt, ku'j nig noar boet'n kiek'n. De koo is vergett'n dat he kalf is west. (=Boven je stand leven) (Twents)
- al ze leven (=vast en zeker) (Hulsters (NL))
- al zun lèève (=vast en zeker, zijn hele leven) (Tilburgs)
- alles ba'ieën skeiren (=armoedig leven) (Meers)
- alles ès mér ne wiët (=als je alles weet, is het leven gemakkelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- alzelèvu (=bij leven) (Brakels (gld))
- as ich ne voeëgel wor dan vloeëg ich wijd van haus....mér ich kan nie vlieëge en doeëmèt voeëgel ich mér taus (=je moet het leven nemen zoals het is) (Munsterbilzen - Minsters)
- asof ze laeve ter van aof hink (=op leven en dood) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste daud bès, wiët iedereen get van dich (=een vriend is iemand die tijdens je leven je vertelt, wat anderen na je dood van je weten te vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste slups béste daud (=leven doe je tussen het slapen en eten door) (Bilzers)
- baeter ne bauk vant zaupe, as ne kroef vant kraupe (=beter met plezier door het leven dan altijd moeten werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- bau nie gelaach wieëd, doog et nie (=nu en dan moet er wat leven in de brouwerij zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- beter un kort en goei leven as un lang en slecht (=beter een kort en goed leven dan een lang en slecht) (Brabants)
- blijven ojeme en de wiës nog honned jaor aad (=hoop doet leven, en zolang er leven is is er hoop) (Bilzers)
- d'es zèen lank leven (=dat is zijn favoriete hobby) (Wichels)
- D'iene staarft,d'aandre aarft (=Het leven gaat door de een zijn dood is andermans brood) (Giethoorns)
- d'r ao e gedacht va mouken (=Ermee leren leven) (bambrugs)
- Da hèk nie gère (=Ik wil liever niet dat ik dergelijke gebeurtenissen meemaak in mijn leven) (Bredaas)
- daaj krieëg de floeppers en de bibberebitsjes tegelijk (=die dame had de schrik van haar leven te pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae dret zich üm èn ze graof (=die zou daarmee bij leven niet tevreden zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae ès al alzelaeve e bleuke enne bènnevètter (=die is al zijn hele leven verlegen en introvert) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae ès nog èn de fleur van zëne fladder (=hij is nog in de bloei van zijn leven) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae geit te gaerd aaf (=die zal niet lang meer leven) (Geuls)
- Dae haet de meiste petatte gegaete (=die heeft het grootste deel van z'n leven gehad) (Venloos)
- Dae löp met de plenk onder de jas. (=Die heeft niet lang meer te leven) (Venloos)
- dae ruuk (stink) nao de sjöp (=Die heeft niet lang meer te leven) (Steins)
- dae wieët vanvieër nie of ter aater ook laef (=die profiteert niet van het leven) (Munsterbilzen - Minsters)
- dao geit niks oet as rouk door de sjouw (en dae waertj nog gezeefdj) (=zij leven heel erg spaarzaam) (Heitsers)
- daor is z n eule leve meej gemoeid gewiest (=daar heeft hij zich zijn leven lang aan gewijd) (Oudenbosch)
- das gene vètte, doeë zulste geen dikke kieëtëLe van sjijte (=dat brengt niet genoeg op om van te leven) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen