Spreekwoorden met `kijk`

Zoek

48 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kijk`

  1. achter de coulissen kijken (=de echte toestand zien (ontdekken))
  2. achter de schermen kijken (=kijken waar men normaal niet kan of mag kijken)
  3. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  4. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  5. de kunst afkijken. (=leren door te observeren.)
  6. de ooievaar nakijken (=tijd verdoen)
  7. de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
  8. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  9. door het hennepen venster kijken (=opgehangen worden)
  10. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  11. er geen kijk op hebben (=de oplossing niet zien)
  12. er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
  13. het nakijken hebben (=te laat in actie zijn gekomen, een ander was je voor)
  14. iemand het nakijken geven (=iemand verslaan of achterlaten.)
  15. iemand met de nek aankijken (=iemand minachten of negeren.)
  16. iemand met schele/scheve ogen aankijken (=iemand afgunstig bekijken)
  17. iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
  18. iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
  19. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  20. ik kijk wel uit (=dat doe ik niet, daar ben ik te voorzichtig voor)
  21. in de kijker lopen (=opvallen)
  22. in het veen kijkt/ziet men niet op een turfje (=wie rijk is let niet op een euro meer of minder)
  23. je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
  24. je moet een gegeven paard niet in de mond kijken (=je moet niet te kritisch zijn over cadeaus, of koopjes)
  25. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  26. kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
  27. kijken als een hard geschilde aardappel (=bleek zien)
  28. kijken als een schelvis (=lodderig, dom of onbetrouwbaar kijken)
  29. kijken als een snoek op zolder (=zeer verbaasd zijn)
  30. kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
  31. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  32. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  33. kijken hoe de hazen lopen (=voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen)
  34. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  35. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  36. koffiedik kijken (=trachten het onbekende te kennen (de toekomst))
  37. met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
  38. naar iets mogen kijken (=van iets moeten afblijven)
  39. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  40. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  41. op je neus kijken (=teleurgesteld zijn)
  42. staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
  43. te diep in het glaasje kijken (=te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken zijn)
  44. uit de doppen kijken (=goed uitkijken)
  45. van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
  46. veel bekijks hebben (=de aandacht trekken)
  47. wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
  48. zuinig kijken (=teleurgesteld of verdrietig kijken)

32 betekenissen bevatten `kijk`

  1. na gedane arbeid is het goed rusten (=als een klus geklaard is kan men er tevreden op terug kijken)
  2. in ogenschouw nemen (=bekijken)
  3. kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
  4. de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
  5. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  6. een gezicht als een oorwurm trekken (=erg ontevreden kijken (omdat er bijv. iets gedaan moet worden))
  7. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  8. uit de doppen kijken (=goed uitkijken)
  9. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  10. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  11. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  12. het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
  13. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  14. geen oud wijf bleef aan het spinnewiel (=iedereen kwam kijken)
  15. iemand met schele/scheve ogen aankijken (=iemand afgunstig bekijken)
  16. iets op de keper beschouwen (=iets nauwkeurig bekijken)
  17. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  18. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  19. kleine potjes hebben grote oren (=je moet uitkijken met wat je zegt als er kinderen bij zijn)
  20. strelende katjes halen het vlees uit de pot. (=kijk uit voor overdreven vleierij)
  21. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  22. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  23. achter de schermen kijken (=kijken waar men normaal niet kan of mag kijken)
  24. kijken als een schelvis (=lodderig, dom of onbetrouwbaar kijken)
  25. onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
  26. iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
  27. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  28. iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
  29. je blind staren op (=te veel naar één eigenschap kijken)
  30. zuinig kijken (=teleurgesteld of verdrietig kijken)
  31. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  32. staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)

50 dialectgezegden bevatten `kijk`

  1. `Wat kiekst ja roar, bist nait goud? (=Wat kijk je raar, ben je niet goed?) (Gronings)
  2. 'ek iet van au oan (=waarom kijk je zo naar me) (Wichels)
  3. 'k skou je waer (=kijk maar uit) (Katwijks)
  4. ain stet op beurt kiekie altied veur, n gat. A-j ie nen stet op beurt kiek ie altied veur nen gat.* (=als je de staart op tilt kijk je altijd naar een gat) (Twents)
  5. Ajuus/Du Groetjus / Groetuh / Doei / Doeg / (de) mazzul / wel thuis / doe voorzichtug / kijk je uit voor de tram / opgesodemieterd (als grap) / ja daaahaag / groetuh thuis (=tot ziens (bij afscheid in persoon)) (Utrechts)
  6. Amme hoela! (=Ik kijk wel uit!) (Dordts)
  7. attet menen hond wos, hochter dich al gebiëte (=kijk eens wat beter, het ligt voor je voeten!) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. braand dien vingers d'r moar niet aan (=kijk uit wat je doet) (Westerkwartiers)
  9. da daarde nie gedocht ee (=daar kijk je van op he) (Oudenbosch)
  10. daor staode van te kijke nee (=daar kijk je zeker wel van op?) (Oudenbosch)
  11. de muur'n hemm'n oor'n (=kijk uit wat je hier zegt) (Westerkwartiers)
  12. de verroader slept nooit (=kijk uit waar- en wat je zegt) (Westerkwartiers)
  13. de vinster waogelweid oëpezétte (=zijn kijk op de wereld verruimen) (Bilzers)
  14. Die kijk met ze rechteroog in ze linkerbroekzak (=Hij is scheel) (Leids)
  15. doar seh, wiejn demmeh doar hemmeh sèh (=kijk daar) (Arendonks)
  16. ê ge zie guwder niet ! (=kijk eens hoe mooi !) (Kaprijks)
  17. Eine neuchtere minsj (=man met heldere kijk op de zaak) (Berg en Terblijts)
  18. geuf erg oor (=kijk je uit) (Volendams)
  19. griezele grapp'n zuurkool (=daar kijk ik raar van op) (Westerkwartiers)
  20. haag zën eege vër de gek (=kijk maar naar jezelf !) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Heb ik iets van je aan, ofzo? (=Waarom kijk je zo naar me?) (Rotterdams)
  22. iemand an 'e schandpoal noagel'n (=iemand in het openbaar te kijk zetten) (Westerkwartiers)
  23. Ik kiek wé k leut vind enders zet um nie oaan (=Ik kijk wat ik leuk vind anders zet hem niet aan) (Tilburgs)
  24. Ik kiek wel effe (=Ik kijk wel even) (Lopiks)
  25. Je kaike of je pennemesse poepe moete. (=Wat kijk je benauwd.) (Zaans)
  26. k-kèèk nie op unnen bos peeje, a-k ut lôof mar hè (=ik kijk niet zo fijn, als het maar redelijk is) (Tilburgs)
  27. kaer ijës mer 'ns veur dien eige deur (=kijk eers maar eens naar je zelf!) (Steins)
  28. kèk is (=kijk eens) (Brakels (gld))
  29. kek is wie dammen doar 'emmen / 'en (=kijk eens wie we daar hebben) (Wichels)
  30. kek is, kek ne kiër (=kijk eens, kijk eens even) (Wichels)
  31. kèk mar wè ge sjouwt (=kijk maar wat je doet) (Tilburgs)
  32. kek naor oe ege (=kijk naar jezelf) (Geldermalsens)
  33. Kèk noar oe eige (=kijk naar jezelf!) (Bosch)
  34. kek noar oew eege (=kijk naar jezelf) (Kaatsheuvels)
  35. kek toch es (=kijk toch eens) (Brakels (gld))
  36. kèk us wè-n klèèn môoniekake (=kijk eens wat een klein harmonikaatje) (Tilburgs)
  37. kek veur oe! (=kijk voor je!) (Kerkdriels)
  38. Kekierdere (=kijk hier eens) (Derps)
  39. kekt 'wok oew ogen uit! (=kijk uw ogen uit!) (Huijbergs)
  40. kèkt ies of ie kèkt en aanders nie kèke (=kijk eens of hij kijkt en anders niet kijken) (Kaatsheuvels)
  41. kèkt nor oew èige (=kijk naar jezelf (in de trant van commentaar levering) ) (Geffes)
  42. kèkt tis offie kèkt en assie kèkt nie kèèke (=kijk eens of hij kijkt, en als hij kijkt, niet kijken) (Tilburgs)
  43. kèkt tòch öt oe soepôoge! (=kijk toch uit je doppen!) (Tilburgs)
  44. Kekt uit, doedoe eige gin zir! (=kijk uit, doe jezelf geen pijn!) (Prinsenbeeks)
  45. kèkt öt oew soepers, gòlliepaop (=kijk uit je doppen, sufferd) (Tilburgs)
  46. kektie manne daor toch (=kijk eens wat zij aan het doen zijn) (Oudenbosch)
  47. Ker mer veur dien eige deur (=kijk maar eerst naar jezelf) (Susters)
  48. Keteerdere (=kijk daar eens) (Derps)
  49. Kie deur, een kip met peurdeher. (=kijk wat een vreemde / zonderlinge verschijning) (Arnhems)
  50. kie veur je, lilleked! (=kijk voor je, lelijkerd!) (Wagenings)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen