Spreekwoorden met `kijken`

Zoek

40 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kijken`

  1. achter de coulissen kijken (=de echte toestand zien (ontdekken))
  2. achter de schermen kijken (=kijken waar men normaal niet kan of mag kijken)
  3. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  4. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  5. de kunst afkijken. (=leren door te observeren.)
  6. de ooievaar nakijken (=tijd verdoen)
  7. de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
  8. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  9. door het hennepen venster kijken (=opgehangen worden)
  10. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  11. er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
  12. het nakijken hebben (=te laat in actie zijn gekomen, een ander was je voor)
  13. iemand het nakijken geven (=iemand verslaan of achterlaten.)
  14. iemand met de nek aankijken (=iemand minachten of negeren.)
  15. iemand met schele/scheve ogen aankijken (=iemand afgunstig bekijken)
  16. iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
  17. iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
  18. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  19. je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
  20. je moet een gegeven paard niet in de mond kijken (=je moet niet te kritisch zijn over cadeaus, of koopjes)
  21. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  22. kijken als een hard geschilde aardappel (=bleek zien)
  23. kijken als een schelvis (=lodderig, dom of onbetrouwbaar kijken)
  24. kijken als een snoek op zolder (=zeer verbaasd zijn)
  25. kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
  26. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  27. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  28. kijken hoe de hazen lopen (=voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen)
  29. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  30. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  31. koffiedik kijken (=trachten het onbekende te kennen (de toekomst))
  32. met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
  33. naar iets mogen kijken (=van iets moeten afblijven)
  34. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  35. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  36. op je neus kijken (=teleurgesteld zijn)
  37. staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)
  38. te diep in het glaasje kijken (=te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken zijn)
  39. uit de doppen kijken (=goed uitkijken)
  40. zuinig kijken (=teleurgesteld of verdrietig kijken)

30 betekenissen bevatten `kijken`

  1. na gedane arbeid is het goed rusten (=als een klus geklaard is kan men er tevreden op terug kijken)
  2. in ogenschouw nemen (=bekijken)
  3. kijken als Jonas in de walvis (=benauwd kijken)
  4. de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
  5. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  6. een gezicht als een oorwurm trekken (=erg ontevreden kijken (omdat er bijv. iets gedaan moet worden))
  7. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  8. uit de doppen kijken (=goed uitkijken)
  9. kijken of men water ziet branden (=heel erg verbaasd kijken)
  10. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  11. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  12. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  13. geen oud wijf bleef aan het spinnewiel (=iedereen kwam kijken)
  14. iemand met schele/scheve ogen aankijken (=iemand afgunstig bekijken)
  15. iets op de keper beschouwen (=iets nauwkeurig bekijken)
  16. elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
  17. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  18. kleine potjes hebben grote oren (=je moet uitkijken met wat je zegt als er kinderen bij zijn)
  19. tel uit je winst (=kijken en doen waar je het meeste voordeel bij hebt, `zie je wel!`)
  20. de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
  21. achter de schermen kijken (=kijken waar men normaal niet kan of mag kijken)
  22. kijken als een schelvis (=lodderig, dom of onbetrouwbaar kijken)
  23. onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
  24. iets door een gekleurde bril zien (=op een bevooroordeelde manier naar de zaak kijken)
  25. door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
  26. iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
  27. je blind staren op (=te veel naar één eigenschap kijken)
  28. zuinig kijken (=teleurgesteld of verdrietig kijken)
  29. kijken alsof je een geest ziet (=verbaasd of geschrokken kijken.)
  30. staan kijken als lamme/verdomde Louis (=verlegen of beteuterd staan kijken)

50 dialectgezegden bevatten `kijken`

  1. 'n geev'm peerd moe'j niet ien 'e bek kiek'n (=een gegeven paard moet je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  2. 'n geev'n peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=geven - 'n gegeven paard mag je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  3. 'n gezicht wi-j ein hinnekoont (=witjes kijken) (Weerts)
  4. 'n lust veur 't oog (=prachtig om naar te kijken) (Westerkwartiers)
  5. 't ael es nog nie van au gat gespoeld [hoewel dit nergens terug te vinden is moet `ijl` hier `vruchtwater`betekenen] / ge zèe nog nie druëg achter au uëren (=je komt net kijken) (Wichels)
  6. (Rotterdamse haventaal) een (olie) inspecteur/controleur die een tank controleert op het leeg zijn (=tank leeg kijken) (Rotterdams)
  7. a stond dur te gèiloeëgen (=watertandend kijken naar iets wat men niet krijgen kan) (Meers)
  8. A'j gin kop hebt, kö'j nich oet 't raam kiek'n (=Als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken) (Twents)
  9. ai geen kop heb kun ie ook nie uut roam kiekn (=als je geen hoofd hebt kun je ook niet uit het raam kijken) (Sallands)
  10. allewaajl moestë wol ogë mèt stêt hëbbë (=tegenwoordig moet je heel goed uit je doppen kijken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. als ut klokske van rome sloaj he.. (=stop eens met raar kijken) (helmonds)
  12. aordeg op zen naos zien (=beteuterd kijken) (Bilzers)
  13. da ho (ch) viël bekieks (=iedereen bleef kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dae steet doë mér get te koekëloerë (=hij staat zomaar wat rond te kijken ipv te werken) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae steit mer get te haoje (=hij verdoet z’n tijd; hij staat zomaar wat te kijken) (Heitsers)
  16. dae zoet waaj ën aepke oppët sjaepke (=hij zat er maar zielig bij te kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Dag, heb ik wat van je an? / Kejje 't zien? Nee? Moeje scheel kijke, dan zie je 't dubbelt. als je wat van me anhad, zou je d'r wel een stukkie beter uitzien!! (=aanstaren /scheel kijken) (Rotterdams)
  18. daoris ne noop mee gemoeit (=daar komt veel bij kijken) (Oudenbosch)
  19. de diër wont platgelope (=ze kwamen allemaal kijken) (Bilzers)
  20. de kad’uit d’orloge kijkn (=de kat uit de boom kijken) (Kaprijks)
  21. de kat ut de baum zeikuh (=de kat uit de boom kijken) (Haags)
  22. de katte uit d'orloge kijke (=de kat uit de boom kijken) (Gents)
  23. de kiekst esofste tin keule hierst doendere (=verbaasd kijken) (Opglabbeeks)
  24. De koe in de konte kieken (=Achterom kijken heeft geen zin) (Giethoorns)
  25. de waereldj is wie ein hoonderkoeëj: die van baove zitte besjiete altied die óngeraan zitte (=mensen aan de top van de hiërarchie kijken neer op degenen onder hen) (Heitsers)
  26. den diee stoa vandege in zn broek te krabben (=kijken naar mensen die aant werken zijn) (Noorderkempisch)
  27. den oup (=aap) uit d'orlooze (=uurwerk) kaaken (=de kat uit de boom kijken) (Gents)
  28. Die kan rond nen boom kijken (=Scheel zien) (Bevers)
  29. die keek as un uul op 'n klûte (=dom voor zich uit kijken) (Zaamslags)
  30. die kiekt in de aore waereld (=scheel kijken) (Flakkees)
  31. doa stoan ich van te kieke (=daar sta ik van te kijken) (Bocholts)
  32. Doe kumst nog mér koum kieke op dis welt. (WT) (=Je komt net kijken op deze wereld) (Mechels (NL))
  33. doo stond ich do sjoen te kiehke èn de kiehke (=Daar stond ik schoon te kijken in de keuken.) (Genker)
  34. e gegèève pèèrd moogs te nie èn de moul kiehke. (=een gegeven paard mag je niet in de (bek) muil kijken) (Genker)
  35. ë gëzig trèkkë wai ënë bêipôatër (=schijnheilig kijken) (Millers)
  36. een lang lip trèkke (=beteuterd kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. een lip trèkke (=sip kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. ein gezicht zétte as zoormoos (=bedenkelijk kijken) (Weerts)
  39. ën zoer lip trèkke (=sip kijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. Gao`j vanmiddag mit naor voetballen kieken (=Ga je vanmiddag mee naar voetbal kijken) (Hoogeveens)
  41. ge keu tot têënt de Viuërstroade kijkn (=je kan diep in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
  42. ge kundin min zon kijken (=ik heb er geoeg van) (Sint-Niklaas)
  43. Ge mottis koome kèèke (=Je moet eens komen kijken) (Tilburgs)
  44. Ge wit oot noot nie (=Je kunt niet in de toekomst kijken) (Reusels)
  45. ge zie t'èënt de meulestroade / tot an 't èëndeken (=je kan in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
  46. ge ziet tot tendent de meulenstroate (=je kan in haar decolleté kijken) (Eekloos)
  47. ghoef jeulemaol nie zoone toot te trekke (=je hoeft helemaal niet zo verongelijkt te kijken) (Oudenbosch)
  48. giuëw den binn stoa buidn (=heel het dorp is komen kijken) (Kaprijks)
  49. Goa je mee brommer kiekn (=Ga je mee brommers kijken) (Drents)
  50. hae ès mér ne sjiet graut (=hij komt nog maar kijken) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen