45 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `woord`
- daar is geen woord Frans/Latijn/Chinees bij (=iedereen kan dat begrijpen)
- dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
- de daad bij het woord voegen (=onmiddellijk doen wat men zegt te zullen doen)
- de woorden uit de mond halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
- doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden (=ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet)
- een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
- een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
- een haastig woord is gauw gezegd. (=zeg geen dingen zonder eerst na te denken)
- een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
- een spreekwoord is een waar woord. (=spreekwoorden bevatten vaak waarheden of nuttige lessen waar je van kunt leren)
- een woord op zijn pas is een daalder waard (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- een woord op zijn pas is zo goed als geld in de tas (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
- gevleugelde woorden (=veel gebruikte en breed gedragen uitspraken)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- het antwoord schuldig blijven (=het antwoord niet kunnen geven)
- het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
- het ene woord haalt het andere uit (=als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug)
- het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
- het hoge woord is er uit (=het onaangename is gezegd)
- het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
- het laatste woord willen hebben (=de baas willen zijn)
- het woord hebben (=in een gesprek aan beurt zijn)
- het woord voeren (=spreken (als afgevaardigde door anderen))
- het zwoerd/zwoord achter de oren hebben (=doof zijn)
- iemand aan zijn woord houden (=van iemand eisen dat hij zijn belofte nakomt)
- iemand de woorden uit de mond halen (=voor een ander spreken)
- iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
- iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
- je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
- je woorden inslikken (=niet uitspreken)
- je woorden kauwen (=eerst nadenken en dan pas spreken)
- je woorden op een goudschaaltje wegen (=uiterst weloverwogen spreken)
- je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
- met iemands woorden naar de markt gaan (=overal rondvertellen wat men elders horen zeggen heeft)
- naar zijn woorden zoeken (=niet goed meer weten wat te zeggen)
- te woord staan (=luisteren naar en bereid zijn te spreken met)
- uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
- voor geen geld of goede woorden (tot iets bereid zijn) (=niet bereid zijn tot iets, wat iemand ook ervoor biedt, en welke argumenten iemand ook naar voren brengt)
- vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
- wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
- woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)
- woorden hebben (=ruzie of enigheid hebben)
- woorden zijn dwergen, daden zijn bergen (=woorden doen weinig, daden maken het verschil)
- woorden zijn geen oorden (=met praten bereiken we niets)
63 betekenissen bevatten `woord`
- de toets kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
- allemans werk is niemands werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
- of je worst lust! (=antwoord als iemand `Wat?!` zegt)
- je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
- daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
- daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
- dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
- die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
- eerste viool willen spelen (=de meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep)
- een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
- het gras voor de voeten wegmaaien (=de woorden uit de mond nemen - alle kansen ontnemen)
- kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
- men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
- is de paus katholiek? (=een antwoord op een vraag waarvan het antwoord overduidelijk `Ja` is)
- het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
- er niet van terug hebben (=er geen antwoord op weten)
- geen been hebben om op te staan (=geen enkele verantwoording kunnen geven)
- een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
- het antwoord schuldig blijven (=het antwoord niet kunnen geven)
- hoog van de toren blazen (=het grote woord willen hebben / opscheppen)
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- de boventoon voeren (=het hoogste woord hebben)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de teugels afwerpen. (=het loslaten van regels en verantwoordelijkheden)
- maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
- iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
- zo stom als een vis (=iemand die geen woord zegt)
- iemand van repliek dienen (=iemand gevat antwoorden)
- iemand van katoen geven (=iemand met een pak slaag of woorden straffen)
- met een kluitje in het riet sturen (=iemand met veel woorden niet veel wijzer maken)
- iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
- er de vingers voor durven opsteken (=iets durven aanvaarden - zijn verantwoordelijkheid durven opnemen)
- gouden appels op zilveren schalen (=iets is erg prachtig/goed/verstandig (verwoord))
- met geen pen te beschrijven zijn (=iets niet met woorden kunnen zeggen)
- hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
- de melk optrekken (=je woord terugnemen, je belofte niet helemaal vervullen)
- de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
- het puntje van een scherpe pen is `t felste wapen dat ik ken (=met een kritisch woord kan het meest worden bereikt)
- een fluwelen tong hebben (=met gladde woorden mensen kunnen overtuigen)
- daar helpt geen lievemoederen/moedertje lief aan (=niets helpt, ook vriendelijke woorden niet)
- geen ja en geen neen zeggen (=nog twijfelen aan het antwoord)
- in de rede vallen (=onderbreken, het woord ontnemen)
- in voce (=op dat woord)
- de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
- de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
- met stomheid geslagen (=plotseling geen woord meer kunnen zeggen)
- als het regent in mei, is april voorbij (=spreekwoord dat de spot drijft met spreekwoorden die open deuren intrappen)
- een spreekwoord is een waar woord. (=spreekwoorden bevatten vaak waarheden of nuttige lessen waar je van kunt leren)
- heden ten dage (=tegenwoordig)
50 dialectgezegden bevatten `woord`
- (zéér oud woord ) slaphangere (=geroosterde (zoete) haring) (Zottegems)
- 'n goed verstoander het moar 'n haalf woord neudeg (=heel goed begrijpen waarom het draait) (Westerkwartiers)
- 't ene woord hoalt 't aaner uut (=een verhaal breidt zich vanzelf uit) (Westerkwartiers)
- 't hoge woord moet d'r uut (=de waarheid moet nu worden verteld) (Westerkwartiers)
- aa klapt gien bakkes Vloms (=hij spreekt geen woord Vlaams (bv) ) (tervurens)
- âchte (r) lijke vaak ook nog et het woord imbeciel er expliciet achter. / gestoarde/ mafketel/ halleve zool (=imbeciel) (Utrechts)
- bau n hin dab, pikse (=wiens brood men eet, diens woord men spreekt) (Munsterbilzen - Minsters)
- bedakke dag (=gezellige Volendammer dag (bedacht door horeca die vond dat er nog wel meer feesten gevierd moesten worden, dus niet een Volendammer woord) (Volendams)
- da wort val mè nie te binnen (=ik kan op dat woord niet komen) (Sint-Niklaas)
- das e raal wout (=dat is een eigenaardig woord) (Dilbeeks)
- das ë woëd van ne kilo (=dat woord slaat echt aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat es noga t'iën en t'ander (=daar is het laatste woord nog niet over gezegd) (Moes)
- dat muuske krigt nog wel 'n steertje (=daar is het laatste woord nog niet over gesproken) (Westerkwartiers)
- De kolieren van Goavre (het woord is afkomstig van mannen die hemden droegen met stijve boorden) (=Gaverlingen (burgerij) ) (Gavers)
- dè kos gin stèùte lije. (=daar kon geen goed woord over gezegd worden.) (Tilburgs)
- de maus him de hand gaeve (=jullie gelijken zo op mekaar in woord en daad) (Munsterbilzen - Minsters)
- de MOETEkes (jonge kalveren) stoeën èn de stal, mér KAVER (kalveren dommeriken, zij die iets doen omdat ze dat MOETEN doen) lopen overal... (=als iemand het woord MOETEN tegen je gebruikt, antwoord je met....) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich heirs gieën zën eege kalle (=laat een ander ook eens aan 't woord) (Munsterbilzen - Minsters)
- die bloaz'n hoog van 'e toor'n (=die hebben een groot woord) (Westerkwartiers)
- doar is gien woord fraans bij (=dat is duidelijke taal) (Westerkwartiers)
- doar is gien woord frans bij (=dat is zo duidelijk als maar kan) (Westerkwartiers)
- doeë haag ich tich aon ! (=ik hou je aan je woord) (Munsterbilzen - Minsters)
- e woëd èsse woëd (=een gegeven woord moet je houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- e woëd van ne kilau (=een gewichtig woord) (Bilzers)
- E wort is e wort (=Een woord is een woord) (Bevers)
- een vette fiegel kreeg ik /een vette Fiegel krijgen/ een vette fiegel kun je krijgen !! N.B. Fiegel is een ander woord voor drol : maw je kunt het op je buik schrijven: een drol = niets. Oud Utrechts dat door nazaten van oude wijk c ers nog gebruikt wordt (=ik kreeg helemaal niets / helemaal niks krijgen / je kunt het bekijken; je krijgt niets) (Utrechts)
- Ein dink es ein hinnevot, staektj eure vînger d'r in en kloptj d'r op! (=Reactie op het woord "een ding") (Weerts)
- ge kunt er mè gièèn perse deureslaon (=je kan er geen woord tussenkrijgen) (kortemarks)
- Gezeed es gezeed en ö woord es ö woord (=Je moet je woord houden) (Stals)
- gezèid: Gezèid es gezèid! (=Je moet je aan je woord houden) (Lebbeeks)
- gezèjt is gezèjt (=woord houden) (Kaprijks)
- haaj hètter e graut bakkes, mèr te zeines likter onder de sloef (=hier voert hij het hogge woord en thuis heeft hij niets te zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- haenke de viëste spiële (=altijd het laatste woord hebben) (Bilzers)
- Hee kon gien woord uutbrenge fon skrik en olterasie (=Met stomheid geslagen zijn) (Texels)
- hei goof ze mutske vur de ierste kier en mun, en zei woord zoe roed as en poet (=hij gaf voor de eerste keer zijn meisje een kus en zij werd zo rood als een wortel) (Heusdens)
- Hi'j giet een vissen, hi'j giet een fietsenen (=Het woord EEN komt vaak voor woorden die een richting aan geven) (Giethoorns)
- hij / zij is niet in duh wieg gesmoord (smoren is het oude woord voor verstikken (bijv door een kussen) Vroeger werden door moeders in paniek dat ze weer een kind zouden moeten grootbrengen de baby gesmoord .. soms het ondergeshoven kindje (onder het bed der ouders) Heel triest.. het gebeurde wel (=hij / zij is erg oud geworden) (Utrechts)
- hij het 'n bek as 'n biel (=hij heeft een heel groot woord) (Westerkwartiers)
- hij het altied de bek veuraan (=hij heeft altijd het grootste woord) (Westerkwartiers)
- hij het moar 'n klein hartje (=hij heeft een groot woord maar is week van binnen) (Westerkwartiers)
- hij hiel woord (=hij deed wat hij had beloofd) (Westerkwartiers)
- Hij stiet op zien woord as een boer in zien klompen (=Hij blijft bij zijn standpunt) (Drents)
- hij stijt ons te woord (=hij spreekt met ons) (Westerkwartiers)
- hij stijt op zien woord as 'n boer op zien klomp'm (=wat hij beweert verandert nooit weer) (Westerkwartiers)
- hij ston met de mond vol tand'n (=hij kon geen woord uitbrengen) (Westerkwartiers)
- hij wil d'r gien woord van hemm'n (=hij wil er niet over praten) (Westerkwartiers)
- hij wil gien woord hemm'n (=hij wil 't er niet meer over hebben) (Westerkwartiers)
- hoe kende iets eroit flikkere (=hoe verwijder je een woord) (brabants)
- Ie kunt wal ies gien geliek hebben (=Ik geloof er geen woord van) (Drents)
- iemëd op ze woeëd pakke (=iemand aan zijn woord houden) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen