Spreekwoorden met `het voor`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het voor`

  1. die in het voorjaar niet zaait, in het najaar niet maait. (=als je jong bent moet je sparen voor je eigen oude dag)
  2. het voor de deuren van de hel weghalen. (=ergens veel moeite voor doen)
  3. het voorland zijn (=iemands toekomst zijn)
  4. iemand het voordeel van de twijfel gunnen (=een onzekere factor voor hem zo gunstig mogelijk laten meetellen)

22 betekenissen bevatten `het voor`

  1. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  2. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  3. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
  4. zo heer zo knecht (=de knechten volgen het voorbeeld van de bazen)
  5. voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (=doe het voorzichtig, dan komt er geen schade)
  6. een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
  7. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  8. de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
  9. de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
  10. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  11. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  12. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  13. de vruchten van iets plukken (=het voordeel van iets hebben)
  14. als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
  15. corpus delicti (=het voorwerp van de misdaad)
  16. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  17. iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
  18. twee ruggen uit een varken willen snijden (=uit één ding dubbel het voordeel willen halen)
  19. haantje de voorste (=voortrekker - wie altijd op het voorplan wil staan)
  20. strenge heren regeren niet lang (=wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk)
  21. poppetje gezien kastje dicht (=we laten het even zien, maar daarna is het voorbij)
  22. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)

21 dialectgezegden bevatten `het voor`

  1. `En aunders ` `Gieen spaunders` (=op de vraag: `hoe gaat het voor de rest met u ` komt het antwoord:`alles gaat goed`) (Lokers)
  2. as het no 5 oor drug blift hebben de ouj wiever kirmis (=als het na 5 uur ophoudt met regenen blijft het voor die dag droog) (Maasbrees)
  3. daaj hër breidsje ès gebakke (=die heeft het voor mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dan krèg ik ut op mùnne bult (=dan krijg ik het voor mijn kiezen) (Steenbergs)
  5. dan lupter op kepot (=dan zie je het voor je liggen / staan) (Geldrops)
  6. dieën ei oep moanen bloak geschete (=die heeft het voor mij verkorven) (Booms)
  7. hae zoeg te sjoer al hange (=de blinde hield het voor bekeken) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. heer kroag ut veur z'n preij / z'nne priester (=hij kreeg het voor z'n donder) (Mestreechs)
  9. Hoe kriegt ze 't veur menare (=Hoe krijgen ze het voor elkaar) (Hoogeveens)
  10. Ik kreeg het foor een skeet en drie knikkers (=Ik kreeg het voor een appel en een ei) (Texels)
  11. ik kuis mèn schup af! (=het voor bekeken houden) (Lommels)
  12. me breidsje ès gebakke (=ik heb het voor mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. nen dikkop (=rijk persoon, iemand die het voor het zeggen heeft) (Lummens)
  14. Noe hej' t gaangs. (=Nu heb je het voor elkaar (cynisch) ) (Twents)
  15. Oe krie'j het veur enaander (=Hoe krijg je het voor elkaar) (Giethoorns)
  16. sit op peerd en zuikt er naor (=zoeken naar iets terwijl het voor je neus ligt) (Gronings)
  17. tstik em ferm de ooge aut datter nimei mèt kan (=de blinde houdt het voor bekeken) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. wa zeg't weer (=wat is het voor weer) (Kaprijks)
  19. zeet eur kappe oovr daoge gesmeetn (=de non houdt het voor bekeken) (Kortemarks)
  20. zën eege rauten èngoeje (=het voor zichzelf bederven) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. zolang es ut hard daauwt, hoevet vur mèèn nie te rèègene (=zo lang als het dauwt, hoeft het voor mij niet te regenen) (Kaatsheuvels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen