55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Hale`
- alles over de vloer Halen (=alles verplaatsen)
- bakzeil Halen (=toegeven dat je ongelijk hebt / aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed)
- boven water komen / boven water Halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
- de buikriem/broekriem aanHalen (=spaarzamer worden)
- de kastanjes voor iemand uit het vuur Halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
- de krenten uit de pap Halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
- de lijn/teugels aanHalen (=strenger worden)
- de riem toeHalen. (=minder eten.)
- de rotte appels uit de mand Halen (=de minder getalenteerde personen wegsturen, de minder goede dingen sorteren van de goede dingen)
- de scherpe kantjes er van afHalen. (=iets verzachten of minder extreem maken)
- de schouders opHalen (=er zich niets van aantrekken - er niets over willen weten)
- de woorden uit de mond Halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
- door de molen Halen (=een zeer uitgebreide procedure doen ondergaan)
- een frisse neus Halen (=naar buiten gaan)
- een oud paard van stal Halen. (=oude argumenten opnieuw gebruiken)
- een Pyrrhusoverwinning beHalen (=winnen wat zoveel heeft gekost dat je de volgende ronde niet meer aan kan)
- een streep door de rekening Halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
- een vette bek Halen. (=goed eten, vooral frituur)
- een wit voetje Halen (=een goede indruk maken bij de leider(s))
- een zeperd Halen (=afgaan)
- een zweetje op iets Halen (=zich ergens fel voor inspannen)
- eruit zien om door een ringetje te Halen (=er keurig uitzien)
- gouden appels op zilveren scHalen (=iets is erg prachtig/goed/verstandig (verwoord))
- het beste paard van stal Halen (=het beste wat men heeft bovenhalen)
- het hart ergens aan opHalen (=ergens van genieten)
- het laken door het oog van de schaar Halen. (=een deel voor jezelf houden.)
- het paard van Troje binnenHalen (=door onnadenkendheid of onnozelheid de vijand toelaten)
- het Trojaanse paard inHalen. (=ze hebben zichzelf een ramp op de hals gehaald)
- het vel over de oren Halen/trekken (=geld afpersen)
- het voor de deuren van de hel wegHalen. (=ergens veel moeite voor doen)
- het zeil (hoog) in de top Halen (=een grootse vertoning weggeven)
- iemand de huid over de oren Halen (=iemand afzetten, bedriegen)
- iemand de woorden uit de mond Halen (=voor een ander spreken)
- iemand door de mosterd Halen (=op duidelijke wijze kenbaar maken wat iemand fout gedaan heeft)
- iemand het bloed onder de nagels vandaan Halen (=iemand vreselijk treiteren of irriteren)
- iemand het net over het hoofd Halen (=iemand tegen wil en dank tot iets doen besluiten)
- iemand het vel over de oren Halen (=iemand te veel laten betalen)
- iemand over de hekel Halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
- iemands maat niet kunnen Halen (=aan iemand niet kunnen tippen)
- iemands naam door de slijk Halen (=lelijke dingen over iemand vertellen)
- iets door het oog van de schaar Halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
- iets op de hals Halen (=je met een probleem laten opzadelen)
- je eindje wel kunnen Halen (=genoeg (geld) hebben tot aan zijn dood)
- je gram niet kunnen Halen (=machteloos woedend zijn)
- je moet om de beurt ademHalen (=gezegd als het erg druk is)
- je neus voor iets opHalen (=iets minderwaardig achten)
- kattenkwaad uitHalen (=kwajongensstreken)
- niet Halen bij (=niet kunnen tippen aan)
- niets te Halen (=niets te stelen of te ontnemen)
- om door een ringetje te Halen (=keurig netjes)
43 betekenissen bevatten `Hale`
- waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te Halen valt staat iedereen vooraan)
- het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te Halen)
- met een gouden hengel vissen (=door bedrog zijn doel Halen)
- de ene pijl de andere nazenden (=een dwaze of nutteloze daad herHalen)
- iemand een poets bakken (=een grap met iemand uitHalen)
- een oud paard hoort graag het klappen van de zweep. (=een oud persoon hoort graag verHalen over het oude vakmanschap)
- een geeltje van de plank nemen (=een oude preek herHalen)
- de vijl erover laten gaan (=er de scherpe kantjes van afHalen)
- je schaapjes scheren (=er de winst uitHalen)
- er een slaatje uit slaan (=er een voordeeltje uit Halen)
- je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te Halen bij iemand die niets heeft)
- van een kale kip kun je niet plukken (=er valt niets te Halen bij iemand die niets heeft)
- er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen Halen)
- geen twee deuntjes voor één cent zingen (=geen zin hebben hetzelfde nog een keer te herHalen)
- de lade lichten (=geld uit de lade Halen)
- lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uitHalen)
- het beste paard van stal halen (=het beste wat men heeft bovenHalen)
- iemand op de hak nemen (=iemand er tussen nemen (grap uitHalen) of spottend over iemand praten)
- met de haren erbij slepen (=iets erbij Halen dat er niets mee te maken heeft)
- naar iets vissen (=iets trachten te achterHalen)
- in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen Halen)
- iemand de hielen laten zien (=inHalen of beter presteren dan de ander)
- verplant geen oude bomen (=je moet geen oude mensen uit hun vertrouwde omgeving Halen)
- onder iemands duiven schieten (=klanten van een ander overHalen om klant te worden bij jou)
- op geen stukken na (halen) (=met grote achterstand iets niet Halen)
- iemand een hak zetten (=met iemand een gemene streek uitHalen)
- iemand in de boot nemen (=met iemand een grap uitHalen)
- iemand in het ooitje nemen (=met iemand een grap uitHalen of voor de gek houden)
- met spek vangt men muizen (=met veel vrijgevigheid kan men iedereen overHalen)
- een bliek (spiering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te beHalen)
- Parijs is wel een mis waard (=om een voordeel te beHalen bij tegenstanders aansluiten)
- hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit Halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
- een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan Halen)
- altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herHalen)
- boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn Halen, verschijnen, opduiken)
- je voelhorens uitsteken (=trachten te achterHalen)
- twee ruggen uit een varken willen snijden (=uit één ding dubbel het voordeel willen Halen)
- van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel beHalen (negatief))
- mensen vertellen veel op een zomerse dag. (=verHalen kloppen niet altijd)
- wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=voordeel Halen uit je werk.)
- munt uit iets slaan (=voordelen Halen uit)
- wie niet sterk is moet slim zijn (=wie geen macht of invloed heeft moet zijn slimheid gebruiken om je doel te beHalen)
- geen haring zo mager of men braadt er vet uit. (=zelfs uit iets kleins of ogenschijnlijk onbelangrijks valt wel iets waardevols te Halen.)
2 dialectgezegden bevatten `Hale`
- de pieëte uit zenne neus Hale (=fel ondervragen) (Diesters)
- de zon göt de raegen Hale (=avondrood brengt water in de sloot) (Venrays)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen