Spreekwoorden met `het ge`

Zoek

28 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `het ge`

  1. als het geen broertje is dan is het een zusje. (=het is één of het ander)
  2. als het geld op is, is het kopen gedaan (=zonder liquide middelen zijn er geen uitgaven meer mogelijk)
  3. bulken van het geld (=geld in overvloed hebben)
  4. daar heb je het gedonder in de glazen (=daar begint de miserie)
  5. dat is het geheim van de mis (=zo zit de zaak in elkaar.)
  6. dat is het geheim van de smid. (=dat specifieke kennis die alleen vakmensen kennen)
  7. de kat heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  8. de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  9. die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
  10. elk vogeltje zingt zoals het gebekt is (=ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden)
  11. er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
  12. het gelaat is de spiegel der ziel. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
  13. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  14. het geld brandt hem in de zak (=hij geeft zijn geld graag en gemakkelijk uit)
  15. het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
  16. het geld regeert de wereld (=geld heeft grote invloed)
  17. het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
  18. het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
  19. het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
  20. het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
  21. het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
  22. iets in het getouw zetten (=iets voorbereiden)
  23. in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
  24. in het getouw (=aan het werk)
  25. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  26. in het geweer (=onder de wapens / aan het werk)
  27. liegen of/dat het gedrukt staat (=heel erg hard liegen)
  28. men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)

50 betekenissen bevatten `het ge`

  1. lapsus memoriae (=aan het geheugen ontsnapt)
  2. om den brode doen (=alleen werken voor het geld en niet omdat het werk fijn/leuk is)
  3. gezelligheid kent geen tijd (=als het gezellig is, is het niet erg als het wat later wordt)
  4. gedeeld geheim, verloren geheim. (=als je een geheim doorvertelt is het geen geheim meer)
  5. gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
  6. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  7. in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
  8. in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
  9. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  10. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  11. het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)
  12. een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
  13. het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
  14. hemel en aarde bewegen (=ergens alles aan doen om het gedaan te krijgen (bv van iemand))
  15. lont ruiken (=ergens het vermoeden toe hebben / het gevaar tijdig aanvoelen)
  16. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  17. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  18. vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
  19. de lamp hangt scheef (=het geld is op)
  20. pijn in de portemonee hebben (=het geld is op)
  21. aan het eind van zijn akker zijn (=het geld is op)
  22. een dronkemansgebed doen (=het geld natellen (als het zo goed als op is))
  23. de aap binnen/weg hebben (=het geld ontvangen hebben)
  24. de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
  25. het op zijn pantoffels/sloffen afkunnen (=het gemakkelijk aankunnen)
  26. de handschoen opnemen (=het gevecht aangaan)
  27. Jan Rap en zijn maat (=het gewone volk)
  28. ieder vist op zijn getij (=iedereen maakt gebruik van het geschikte ogenblik)
  29. iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
  30. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  31. baat het niet, schaadt het niet (=iets kan helpen, maar als het niet helpt zal het geen problemen geven)
  32. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  33. willen vliegen eer men vleugels heeft (=iets willen doen nog voor men het geleerd heeft)
  34. in de slappe was (=in de contanten, in het geld)
  35. en petit comité (=in een klein genootschap, in het geheim)
  36. in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
  37. bederf geen struif om een ei (=je moet het geheel niet afkeuren voor één gebrek)
  38. wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd (=je moet waardering hebben voor het geringe)
  39. kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
  40. loon naar werken krijgen (=loon krijgen dat in overeenstemming is met het gedane werk)
  41. het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
  42. de tijd zal het leren (=na verloop van tijd is er bekend hoe het gegaan is)
  43. voor de wind is het goed zeilen (=onder gunstige omstandigheden is het gemakkelijker succes te hebben)
  44. op de tast (=op het gevoel, zonder te zien)
  45. in het huisje wegen (=uiterst nauwkeurig het gevraagde gewicht geven)
  46. heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
  47. voor de rode deur moeten gaan (=voor het gerecht komen)
  48. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
  49. op eigen wieken drijven (=zich volledig kunnen redden van het geld dat iemand verdient)
  50. iets tussen neus en lippen zeggen (=zonder dat je het merkt in het geheel iets zeggen)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen