11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gauw`
- al te wit is gauw vuil. (=al te grote liefde is niet bestendig)
- als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
- een haastig woord is gauw gezegd. (=zeg geen dingen zonder eerst na te denken)
- een kinderhand is gauw gevuld (=met een kleinigheid tevreden zijn)
- een kort liedje is gauw gezongen (=het onaangename gaat snel genoeg voorbij)
- gauw aangebrand zijn (=gauw geïrrteerd zijn)
- gauw is dood en langzaam leeft nog. (=iets te snel doen is niet goed)
- gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
- gauw op het paard zitten. (=snel driftig worden)
- gegeven brokken zijn gauw gegeten. (=weldadigheid gaat meestal niet ver.)
- kleine potjes lopen gauw over. (=kleingeestige mensen zijn snel kwaad.)
14 betekenissen bevatten `gauw`
- daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
- de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
- eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
- gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
- gauw aangebrand zijn (=gauw geïrrteerd zijn)
- hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
- die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
- vissenbloed hebben (=koudbloedig zijn, weinig gevoel hebben, niet gauw koud hebben)
- een streepje voor hebben (=meer mogen dan een ander, minder gauw straf krijgen)
- onder een staand zeiltje is het goed roeien (=met een klein vast inkomen, verdient men al gauw genoeg voor de kost)
- voor geen klein geruchtje vervaard (=niet gauw bang)
- het paard ruikt de stal (=opschieten om gauw thuis te komen)
- een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)
- van de hand in de tand leven (=zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later)
50 dialectgezegden bevatten `gauw`
- 'k hoop dat ze gauw opkrazz'n (=ik hoop dat ze snel naar huis gaan) (Westerkwartiers)
- 'n kienderhaand is gauw gevuld (=een kind is met een kleinigheid al blij) (Westerkwartiers)
- 'n klèèn pötje is gauw heete (=snel aangebrand zijn) (Twents)
- 'ne Naate paol es gauw beraengeltj (=Iemand die zwak is, wordt vlug ziek) (Weerts)
- 't beste moar hoop'm, 't slimste komt gauw genog (=hoop doet leven) (Westerkwartiers)
- 't is kwart veur struus, as 't haard lopst bist gauw tuus (=ik kan je niet zeggen hoe laat het is) (Westerkwartiers)
- alé, vuruit, achteruit (=gauw terug) (Schijndels)
- As de s,i'j valt in sliek ,em-m wi'j mit dree daegen een arde diek (=Als het sneeuwt in de za hte grond na de dooi, gaat het gauw weer vriezen) (Giethoorns)
- bau de brauwer kimp hoef de bekker nie te koëme (=iemand die veel drinkt heeft niet gauw honger) (Munsterbilzen - Minsters)
- bende gauw gek! (=ben je helemaal gek geworden!) (Bosch)
- Bij dat restaurant gauw we eem opstikken (=Bij dat restaurant gaan we even opsteken.) (Hoogeveens)
- blaaj zin mèt en doj dauf (=een kinderhand is gauw gevuld) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj hüb ich ès gauw de mond gestop (=de diëtiste was het topje van de cake) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae heet de klûmp los aan (=iemand die gauw kwaad is) (Weerts)
- dae zal gauw begrins zien (=men zal niet lang om hem rouwen) (Bilzers)
- dae zal zënë sjöppëstiël nie gauw braeke (=hij verricht niet teveel) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hëbs luksëpiëd en werkpiëd (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
- Die maak ie de pis niet lauw (=Die raakt niet zo gauw van slag) (Drents)
- doë kraeët genen haon hiën (=dat is gauw vergeten) (Munsterbilzen - Minsters)
- e kënderhendsje es rap gevüld (=hij is gauw tevreden) (Bilzers)
- effëkës doeër ze gezich vrijve (=gauw de neus wassen) (Munsterbilzen - Minsters)
- effies gauw gauw is an de skeet sturven (=hopelijk) (Westfries)
- Effies gauw, gauw is an de skeet sturven! (=Haastige spoed is zelden goed) (Westfries)
- ein korte mès is flot gezónge (=een klein werkje is gauw gedaan) (Heitsers)
- Èj schaafloper, gift 's gauw 'n rùndje! (=Wanneer trakteer jij nou onderhand 'n keer?) (Helenaveens)
- Ekkus gauw wah te ihhtu broedsele (=Een snelle maaltijd maken) (Ewijk (Euiwwiks))
- ès zë verstand aoënt zakke, dauw ët dan mér gauw trèg (=stop met neuspeuteren) (Munsterbilzen - Minsters)
- flikker straal nou gauw op (=donder op) (Bosch)
- Ga nauw gauw deur - Uitdrukking , afhankelijk van de situatie , is de intonatie en dus betekenis anders. (=dat meen je niet/Doe ff normaal/zoek het lekker uit/ kom effe/) (Utrechts)
- Ga nou gauw Deur (door) (mogelijkheid II) (=Doe effe normaal man !) (Utrechts)
- gaat lekker wieberen / ga nou gauw deur (=bekijk jij het !) (Utrechts)
- gank dich ins gauw heiversj (=maak 't em nou een beetje) (Berg en Terblijts)
- gauw get èn zëne gielës howe (=snel eten) (Munsterbilzen - Minsters)
- gauw is dood en lui lif nog (=je haasten is slecht) (Oudenbosch)
- get gauw gesjaote höbbe (=iets gauw in de gaten hebben) (Steins)
- Gò mar gauw nor zuster Cristoofra! (=Vlug met je verwonding naar de ziekenzuster in 't klooster!) (Helenaveens)
- goeje koop ès diere koop (=iets wat goedkoop is, is gauw kapot) (Munsterbilzen - Minsters)
- haat tich bij want dae hèt viël grond on zen haan hange (=trouw maar gauw want hij heeft veel eigendom) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij geft d'r gauw moar 'n draai aan (=hij maakt er maar gauw iets geheel anders van) (Westerkwartiers)
- hij kwam nogal gauw es aan (=hij kwam regelmatig langs) (Westerkwartiers)
- ich goën mich gauw get aete ènéén flatse (=ik ga me vlug wat eten bijeengooien) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ik zal ' t oe eve gauw vertelle (=Als inleiding tot een terechtwijzing) (Ossendrechts)
- Kom nou gauw... Ga nou gauw deur.. (=hou és op) (Utrechts)
- korte lidjes zeen gauw gezônge (=Wat je niet graag doet is gauw gedaan) (Weerts)
- korte mésse zeen gauw gezónge (=snel werken is het beste) (Weerts)
- Kraigt tog effe gauw de kollere! (=Krijg toch de hik!) (Rotterdams)
- kredde gij nou gauw de vellen (=krijg het heen en weer) (Bosch)
- kry toch heel gauw de rambam (=pleur toch op) (Leewarders)
- liever laaj dan mieg (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
- loët dich mér gauw zën sjarniëre smaere (=je gewrichten kraken nogal) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen