3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `erop`
- de zweep erop leggen (=afdrijven, opjagen)
- ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
- ik zoek het paard, maar ik zit erop. (=iets zoeken waar je heel dichtbij bent)
6 betekenissen bevatten `erop`
- eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
- als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
- als puntje bij paaltje komt (=als het erop aankomt)
- bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
- bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
- van a tot z (=van het begin tot het einde /met alles erop en eraan)
39 dialectgezegden bevatten `erop`
- 't Is ridder of mis (=Het is erop of eronder) (Maldegems)
- 't Reegent d'r ip lik ip een oande: hij / zij is ongevoelig voor berisping, kritiek, vermaning of goede raad (='t Regent erop gelijk op een eend) (Klemskerks)
- 't wois 't wachtn wjeiërd (=het was de moeite om erop te wachten) (Kaprijks)
- as puntje bij poaltje komt (=als het erop aan komt) (Westerkwartiers)
- at 't op sjoëpsjaere aonkimp (=als het erop aan komt) (Bilzers)
- at 't op sjoëpsjaere aonkoêm (=als het erop aan kwam) (Bilzers)
- boenk erop (erin), vlam dedoin (dedans fr) (=recht in de roos of iets dergerlijks) (tervurens)
- d'er wa van weg ên (ij eet-er wa van weg) (=erop lijken (hij lijkt erop)) (Kaprijks)
- D'r op vunkele. (WT) (=erop los slaan) (Mechels (NL))
- dievel: D' erop vliegen gelèk as d' n dievel op Giëraut (=Onverschrokken zijn) (Lebbeeks)
- Een tomat, as gerop zit es ze plat. En as ge rechstoot, angt z' oan a gat (=een tomaat, ga je erop zitten wordt ze plat. en als je opstaat, is uw achterwerk vuil) (Overijses)
- ei springt erop gullèk nun bok op doaverkist (= haverkist) (=hij kan niet langer wachten om te beginnen eten) (Sint-Niklaas)
- en heel den utsekluts, den battaklang, (=met alles erop en eraan) (Waregems)
- erop gân, dûike (=gaan slapen) (Volendams)
- erop zitte as 'n duvel op 'n zieltje. (=Als een bok op een haverkist.) (zaans)
- ge moet'erop verdacht zijn (=je moet erop voorzien zijn) (Kaprijks)
- geloemert: Z'es ter op geloemert (=Ze is erop gebrand, ze verheugt zich er erg op) (Lebbeeks)
- hae heirde nie goed watter zaag (=de lamme stond erop om te kunnen zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij ging d'r hen op hoge poot'n (=heel eigenwijs ging hij erop af) (Westerkwartiers)
- hij is d'r tuuk op (=hij is erop gebrand) (Westerkwartiers)
- iemëd mèt zën klikke en klakke aoën de diër goeje (=iemand met alles erop en eraan aan de deur zetten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ik goan erop (=ik ga naar bed) (Volendams)
- janhoagel en zien grootmoeke (=met vanalles erop en vanalles erbij) (Westerkwartiers)
- kgoa da ne kjè in zin/eur soepe droajn (=ik zal hem/haar erop attent maken) (Wevelgems)
- kremke sjieëte (=spel waarin getracht wordt een geldstuk of ander voorwerp zo kort mogelijk bij een lijn te werpen en ventueel tegelijkertijd een luciferdoosje met een munt erop om te kegelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- mee heejel de reutemeteut (=met alles erop en eraan) (Balens)
- meens, meu-me-r op (=meneer, mogen wij erop) (Tilburgs)
- mën vauste beginne te iëke (=ik ga seffens erop los slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- met huud en hoar (=met alles erop en eraan) (Westerkwartiers)
- Met knie:ne en doe:ve kö'j 't geld zie:n stoe:ve (=een dure hobby erop nahouden) (Barghs)
- Oep het schaate van de met (=Als het erop aankomt) (herenthouts)
- oepen en toepen (=eender wat doen, erop los leven) (Meers)
- te pòst èn te pèèrd te vèld (=op stel en sprong erop uitgaan) (Tilburgs)
- trop og tronner (=erop of eronder) (Genker)
- Un taandju durrop of un taandju hoègur (=Een tandje erop of een tandje hoger) (Brakels (gld))
- zen fikke verbranne (=geld erop inschieten) (Bilzers)
- zën strante sjoen aoëtrèkke (=het erop wagen, risico nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- zij benn'n d'r op uut (=zij vlassen erop) (Westerkwartiers)
- Zwetsen en in ôw boks schiête kunde zittende (=Als het erop aankomt is hij niet thuis) (Zurriks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen