Spreekwoorden met `eerlijk`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `eerlijk`

  1. eerlijk duurt het langst (=een leugen komt op den duur altijd uit, maar de waarheid blijft altijd waar)

37 betekenissen bevatten `eerlijk`

  1. een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
  2. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  3. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  4. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
  5. je hemel op aarde verdienen (=een goed en eerlijk leven leiden)
  6. een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
  7. recht en slecht (=eenvoudig en eerlijk)
  8. iedereen wat van de stokvis (=eerlijk delen)
  9. klare wijn schenken (=eerlijk en duidelijk vertellen hoe de situatie in elkaar steekt)
  10. met de hand op het hart (=eerlijk en gemeend)
  11. met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
  12. het kind bij de naam noemen (=eerlijk voor de mening uitkomen)
  13. het hart op de rechte plaats hebben (=eerlijk zijn)
  14. de koninklijke weg bewandelen (=eerlijk zijn)
  15. recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
  16. open kaart spelen (=eerlijk zijn, niets verbergen)
  17. uit zuivere bronnen vloeit zuiver water. (=eerlijke mensen praten geen kwaad)
  18. de rechte weg is de beste (=eerlijkheid loont)
  19. slapen als een marmot/otter/roos (=erg vast en heerlijk slapen)
  20. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  21. arbeid is voor de dommen. (=gezegd als je liever op twijfelachtige wijze geld verdient dan op een eerlijk manier)
  22. het daglicht niet kunnen verdragen/zien (=iets wordt stiekem of oneerlijk gedaan)
  23. met twee monden praten (=jezelf tegenspreken in verschillende situaties, niet eerlijk zijn)
  24. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  25. dieven met dieven vangen (=mensen die niet eerlijk zijn of gemeen, moet je op dezelfde manier ook behandelen)
  26. met open vizier (=met eerlijke middelen)
  27. te goeder trouw (=naar beste weten en eerlijk handelend)
  28. niet zuiver op de graat (=niet helemaal eerlijk)
  29. de man wel, maar het paard niet (=niet helemaal eerlijk zijn)
  30. kromme gangen gaan (=omwegen maken, oneerlijk zijn)
  31. te kwader trouw (=onbetrouwbaar, oneerlijk handelend)
  32. laag bij de grond (=oneerlijk, unfair)
  33. iemand ongezouten de waarheid zeggen (=onverbloemd de waarheid zeggen, eerlijk zeggen waar het op staat)
  34. iets in de wacht slepen (=op oneerlijke manier verkrijgen, iets in bezit krijgen voor weinig geld)
  35. onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
  36. de koe van de pastoor eet iedere dag mals gras (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven)
  37. van zijn hart geen moordkuil maken (=zijn gevoelens niet opkroppen / vrijuit zeggen wat je niet bevalt / eerlijk zeggen over hoe er over iets gedacht wordt)

23 dialectgezegden bevatten `eerlijk`

  1. 'k kan 't nie al mee 'n schèrtje knip'n (=als iets niet precies eerlijk verdeeld kan worden) (Zeeuws)
  2. 't is doar lieg'n en bedrieg'n (=niemand daar is eerlijk) (Westerkwartiers)
  3. Bi'j 't wallegie langes (=Nauwelijks eerlijk , 't gaat nog net) (Giethoorns)
  4. broederlëk dele en zusterlëk opaete (=eerlijk verdelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. Dae neet staeltj of örftj, môt wêrke totte störftj (=een eerlijk mens moet werken tot zijn dood) (Weerts)
  6. Dat hek eerluk gerole! (=Dat heb ik eerlijk geruild!) (Bollenstreeks)
  7. de kürrik int midde houwe (=eerlijk blijven) (Opglabbeeks)
  8. dr is hin ie-en kleinleuhentje bie (=eerlijk waar) (Zeeuws)
  9. een zuver geweet'n is 't beste kopkuzz'n (=wie eerlijk leeft kan rustig slapen) (Westerkwartiers)
  10. Ge Kund em Vo Gjin Oar Betrouwen (=eerlijk zijn) (Kortrijks)
  11. Het iss zo grif as een neute (=Het is eerlijk waar) (Giethoorns)
  12. Hieè is nie controarie (=hij is een eerlijk persoon) (Heusdens)
  13. Iedereen wat van het verkensgat (=eerlijk delen) (Genneps)
  14. ik zien rechte voe de vuste (=ik ben eerlijk) (Ostêns)
  15. je word nooit deur een eerleke waegen overreje mar altied deur een strondkarre (=je word nooit door een eerlijk mens de waarheid gezegd) (Flakkees)
  16. Je zoet ze de comminnie zoender de biechte gevn (=Ze ziet er zo braaf en eerlijk uit) (Poperings)
  17. métte hand oppet hat (=eerlijk waar!) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. oppe paol vaare (=eerlijk zijn) (Weerts)
  19. peerd'n die de hoaver verdient hemm'm, krieg'n 't altied niet (=de beloning wordt niet altijd eerlijk toegekend) (Westerkwartiers)
  20. raech aut gezaach en gezwieëge (=eerlijk gezegd) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. rechtaf gezêjt (=eerlijk gezegd) (Kaprijks)
  22. reit oot gezeit (=eerlijk gezegd) (Riemsts)
  23. t is wezeluk wer (=eerlijk waar) (Zeeuws)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen