6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kleren`
- dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
- dat raakt mijn koude kleren niet (=ergens niets mee te maken hebben en zich niet voor interesseren)
- de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
- de noppen van de kleren houden (=onkosten met zich meebrengen)
- een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
- iets langs je (koude) kleren af laten glijden (=ergens niets van aan trekken)
3 betekenissen bevatten `kleren`
- iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
- iemand bij de kladden grijpen (=iemand bij zijn kleren grijpen)
- in adamskostuum (=naakt, zonder kleren)
35 dialectgezegden bevatten `kleren`
- Dao kinse suupke van trekke (=Vieze kleren) (Venloos)
- daor lee nog ne baarig goed om te worre opgeruimd (=al die kleren moeten nog in de kast) (Oudenbosch)
- das ne schaoilukke mee z n goed (=zijn kleren verslijten heel vlug) (Oudenbosch)
- Dat kiend is an onder en van boven uut de broek egreui'jt (=Groot geworden. Alle kleren zijn te klein) (Giethoorns)
- De kliere maoke de vengt (=De kleren maken de man) (Antwerps)
- de konster mekans sop van koeëke (=je kleren zijn nogal vuil!) (Munsterbilzen - Minsters)
- de ploeme maoke de voëgel (=de kleren maken de man) (Bilzers)
- de soeter drif ow oaver de ves (=je heb geknoeit met sap op jouw kleren) (Diems)
- Den zóndag ânhèbbe (=De beste kleren aanhebben) (Genneps)
- dingen: Schoeën dingen aundoen (=Nette kleren aantrekken) (Lebbeeks)
- doeë konste mekan sop van koeëke (=die heeft vuile kleren aan !) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë konste sop van koeëke (=zijn kleren zijn vettig en vuil) (Munsterbilzen - Minsters)
- doette drapperieë mèr tau wan ich viel mich gezjeniërd èn mene blaute (=doe de gordijnen maar dicht, ik voel me onprettig zonder kleren aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- ge gin broek mir aon oew koont (=wat ben je slordig met je kleren) (Oudenbosch)
- ge komt ier nie binne mee eu natte kazakke (=je komt hier niet binnen met je natte kleren) (Gents)
- gèt ne schunn tenuu an (=je hebt mooie kleren aan) (oudenaards)
- hae haet gein alik ane vot (=hij draagt kapotte kleren) (Heitsers)
- hém gieëlegaus in ’t nuut steken (=voor iemand nieuwe kleren kopen) (Meers)
- IJ's op zijn zondous (=Hij heeft zijn mooiste kleren aan.) (Liedekerks)
- Ik moet mi'j ommetrekken (=Ik moet andere kleren aan doen) (Giethoorns)
- J'es ip zyn beste (=Hij heeft zijn beste kleren aan) (Harelbeeks)
- je benne raar in de dos (=vreemd in de kleren) (Westfries)
- je ruttelt in ze klièèrn (=zijn kleren zijn te groot) (Kortemarks)
- meej de Paose zè-me ammòl in-t nuut (=met Pasen hebben we allemaal nieuwe kleren aan) (Tilburgs)
- nief: We zéll' n a volledeg in ' t nief steken (=We zullen je volledig nieuwe kleren kopen) (Lebbeeks)
- paradeire lek 'n pat in een zaldervinster (=pronken met mooie kleren (letterlijk : pronken als een pad in een dakvenster)) (Tiens)
- sondags dinge (=zondagse kleren) (Duffels)
- sweikendags dinge (=doordeweekse kleren) (Duffels)
- van boëve blinke, mer vanonder stinke (=mooie kleren maken de man niet) (Bilzers)
- vanbove pront, vanonder stront (=opgedirkt persoon, snoever; uiterlijk fraai, maar onder de kleren vuil) (Meers)
- verskòondersgoed, opknappersgoed (=schone kleren voor na het werk) (Westfries)
- woar es mèen dingen (=waar zijn mijn kleren) (Wichels)
- zangt et ol an eur gat (=ze koopt graag nieuwe kleren) (Kortemarks)
- Zen dinge aundoen (=Zijn kleren aantrekken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- zich get aantoegkele (=wat kleren aantrekken, het komt niet zo precies (bijv. voor carnaval) ) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen