Spreekwoorden met `moeten`

Zoek

14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `moeten`

  1. alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
  2. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  3. een veer (moeten) laten (=met minder genoegen moeten nemen)
  4. er geen tekeningetje bij moeten maken (=het is overduidelijk)
  5. eraan moeten geloven (=of iemand wil of niet, het moet toch gebeuren)
  6. in het schuitje zitten en mee moeten varen (=mee moeten doen, zich niet meer kunnen terugtrekken)
  7. je zult ze maar de kost moeten geven (=het zijn er veel (mensen))
  8. moeten is dwang en huilen is kindergezang (=ik wil het wel doen, maar niet als het me verplicht wordt)
  9. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
  10. onder het Caudijnse juk moeten doorgaan (=vernederd worden)
  11. onder het juk moeten doorgaan (=zich aan andermans macht moeten onderwerpen)
  12. voor de rode deur moeten gaan (=voor het gerecht komen)
  13. voor iets moeten bloeden (=de gevolgen moeten dragen)
  14. wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)

46 betekenissen bevatten `moeten`

  1. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  2. als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
  3. de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
  4. onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
  5. daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
  6. voor iets moeten bloeden (=de gevolgen moeten dragen)
  7. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  8. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
  9. ten hemel schreiend (=een toestand die zo erg is dat er eigenlijk direct iets aan gedaan zou moeten worden)
  10. ruggespraak houden (=eerst ergens over moeten overleggen)
  11. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  12. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  13. de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
  14. daar hangt de po uit (=het is niet zoals het zou moeten zijn)
  15. naar de maan lopen (=het wel mogen vergeten / weg moeten gaan)
  16. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  17. boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
  18. hoe komt het kalf bij zijn maat (=hoe wonderlijk men elkaar kan ontmoeten)
  19. iemands voetveeg zijn (=iemands slaaf zijn (zich alles moeten laten welgevallen))
  20. in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
  21. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  22. het zal je kind maar wezen (=je zal er maar voor op moeten draaien)
  23. aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
  24. in het schuitje zitten en mee moeten varen (=mee moeten doen, zich niet meer kunnen terugtrekken)
  25. voor het opscheppen hebben (=meer dan genoeg hebben, zonder er iets voor te moeten doen)
  26. wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)
  27. een veer (moeten) laten (=met minder genoegen moeten nemen)
  28. harde noten kraken (=moeilijke tijden moeten doormaken)
  29. een bril op de neus krijgen (=moeten gehoorzamen aan iemand)
  30. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  31. hoge nood hebben (=naar de wc moeten)
  32. er staat een beer aan het hek te rammelen. (=naar het toilet moeten)
  33. aan de middelhand zitten (=niet eerst of laatst moeten spelen)
  34. iets voor de boeg hebben (=nog werk te doen hebben. / Nog iets mee moeten maken)
  35. het eten niet meer op kunnen. (=spoedig moeten sterven.)
  36. tussen hamer en aanbeeld (=tussen twee slechte dingen moeten kiezen)
  37. tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
  38. naar iets mogen kijken (=van iets moeten afblijven)
  39. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  40. slapende rijk worden (=veel geld verdienen zonder er iets voor te moeten doen)
  41. over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
  42. het zo druk hebben als een klein baasje (=veel kleine karweitjes moeten doen)
  43. kleur bekennen (=voor zijn standpunt uit moeten komen)
  44. onder het juk moeten doorgaan (=zich aan andermans macht moeten onderwerpen)
  45. voor de vuist weg (spreken) (=zonder voorbereiden iets moeten vertellen)
  46. droog brood eten (=zuinig moeten zijn, financieel slecht gaan)

50 dialectgezegden bevatten `moeten`

  1. 'k aa 't an mijn kluoten (=iets toch moeten doen) (Eekloos)
  2. 'k za nukkie graalék mutte pisn (=ik zou eens dringend moeten plassen) (Baasrode)
  3. 'n vleegendje krej vingtj mieër as 'n zittendje (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
  4. 't es meiren vrug dag (=het is morgen vroeg dag we moeten vroeg opstaan om te werken) (Meers)
  5. 't es van moeites (=moeten huwen omwille van zwangerschap) (Leefdaals)
  6. 't ès van moetës (=moeten trouwen wegens baby op komst) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. 't nie kunn aaln (='t onderspit moeten delven) (Veurns)
  8. 't was van te moeten (=snel huwelijk door zwangerschap) (Sint-Niklaas)
  9. 't za zè gat voeër'n (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
  10. 't zal au [gat] voaren (=je zult moeten wennen) (Wichels)
  11. 't zal au / au gat voaren (=je zult er moeten aan wennen (ook: voordeel door hebben)) (Wichels)
  12. 't zou moeten lukken (=het zou wel toevallig zijn) (Wichels)
  13. 'tès ammel get, zaag Bet, en ze hoch twei jing on één T. (=het is beter op iemand dan op niemand te moeten wachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. ‘t is iuëg woadder (=dringend moeten plassen) (Kaprijks)
  15. ’t zal zé gat voeëren (=hij zal er moeten aan wennen) (Meers)
  16. a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
  17. a zal em moete pleiten (=zich moeten aanpassen) (Meers)
  18. a zal op zèn banne moete pass'n (=hij zal op zijn hoede moeten zijn) (Meers)
  19. aa beem mauste nimei verplante (=oude mensen leven niet meer lang als ze moeten verhuizen) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. aaë brol, zaagte boer, èn hae goejde ze wijf ènde vaulbak (=afval en prullen moeten in de vuilbak) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. achtr uus trekkn ze de lèèr up (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
  22. achtr uus zynt ol krullekoppn (=we moeten profiteren van het leven) (Kortemarks)
  23. al moeten et de kraeë autbringe (=ooit zal dit aan 't licht komen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Alle hondsgezeik mutte pisse (=Zeer vaak moeten plassen) (Koersels)
  25. aol twoipe nie weten (=niets moeten van weten) (Kortrijks)
  26. As Geesiemeu 't ooriezer opzet moew (hen heuien) (=Als het mooi weer wordt moeten we .....) (Drents)
  27. As groete minse kalle, moete de kènner zwijge. (=Als grote mensen praten, moeten de kinderen zwijgen.) (Genker)
  28. as iederéén de iëste viaul wilt spiële, geeste naut een orkest krijge (=er moeten bazen maar ook werkers zijn) (Bilzers)
  29. As-t nie kan zo-as 't mut dan mu't-ma zo-as 't kan (=We moeten roeien met de riemen die we hebben) (Epers)
  30. Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. Ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. Ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)
  31. aste gaaze watter zien, hëbbe ze dos (=als kinderen een drankje zien, moeten ze al drinken) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. asteret én zene kop hét, héttert nie én zen aaterste (=we moeten dat zonder pardon uitvoeren!) (Bilzers)
  33. baeter ne bauk vant zaupe, as ne kroef vant kraupe (=beter met plezier door het leven dan altijd moeten werken) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. baeter zinge dan springe (daase) (=je houdt beter het heft in eigen hand, dan naar anderen te moeten luisteren) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. d n duvel leetur meej jonge (=dat zul je moeten bezuren) (Oudenbosch)
  36. d'r blift 'n baarg an 'e striekstok hang'n (=teveel mensen moeten geld krijgen van deze zaak) (Westerkwartiers)
  37. d'r is 'n barg wark an 'e winkel (=we moeten nog veel werk doen) (Westerkwartiers)
  38. d'r moet'n haarde neut'n kroakt word'n (=er moeten moeilijke beslissingen worden genomen) (Westerkwartiers)
  39. da fabriek is over de kop (=dat bedrijf heeft moeten sluiten) (Oudenbosch)
  40. Da momme niej emme (=Dat moeten we niet hebben) (Bredaas)
  41. Da mot nie magge, da mos nie magge (=Het zou verboden moeten zijn) (Rotterdams)
  42. da motte we nog zien uit te funtere (=dat moeten we nog proberen uit te zoeken) (Oudenbosch)
  43. da plocht in de stal te motte liggen (=dat zou in de stal moeten liggen) (Zunderts)
  44. da sal ei moeten uitzweten (=daar zal hij voor moeten boeten) (Sint-Niklaas)
  45. da's ze ok niet met de oost'nwiend aan komm' waai'n (=daar hebben ze stevig voor moeten ploeteren) (Westerkwartiers)
  46. daaj er maul stink van de lieëges (=zij die hun hart op de tong dragen, moeten toch een vieze smaak hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. daaj zal hërre kieëtel wol nog moete èntrèkke! (=zij zal het nog wel eens met minder moeten stellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. dae stal zalech és goed moete autméste (=hier zal ik eens razzia moeten houden) (Bilzers)
  49. dae zal däöväör mótte bloje (=hij zal het moeten ontgelden; hij zal daarvoor veel moeten betalen) (Heitsers)
  50. dae zal zën kieëtëlë nog moeten èntrèkkë (=hij zal voortaan met minder moeten rondkomen) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen