Eén spreekwoord bevat `boos`
- het is bar en boos (=het is heel erg; het is heel slecht)
16 betekenissen bevatten `boos`
- wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
- met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
- op je poot spelen (=boos uitvallen)
- de gal loopt over (=boos worden)
- in de gordijnen klimmen (=boos worden)
- met een opgestoken zeil (=driftig, boos)
- met een staand zeil (=driftig, boos)
- gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
- de stoom komt uit zijn oren (=hij is heel erg boos)
- kwaad bloed zetten (=iemand boos maken)
- iemand tegen zich in het harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)
- uit zijn slof schieten (=kwaad uitvallen, boos worden)
- tegen de vleug strijken (=prikkelen, boos maken)
- kortaangebonden zijn (=snel boos zijn)
- op hoge poten (=zeer boos, verontwaardigd)
- op de achterste benen/poten staan (=zeer verontwaardigd of boos zijn.)
50 dialectgezegden bevatten `boos`
- 'k em van diej van ohs oep m'n kleuwe-eh gekrege (=mijn vrouw was boos) (Arendonks)
- 't is bij de knien'n om oaf (=het is bar en boos) (Westerkwartiers)
- ’t és e vies oeër (=iemand die snel boos is, hij is vlug op zijn tenen getrapt) (Meers)
- dae duit nöt (=hij doet vervelend, boos) (Heitsers)
- dae is van nul op hóngerd (=hij wordt snel boos) (Heitsers)
- Dan draai ik je kop eraf. (=Dan is papa boos hoor!) (Volendams)
- dat is ten hemel schrei'nd (=dat is bar en boos) (Westerkwartiers)
- dat kom nie uut dn hoeien oek (=boos gezegde) (Zeeuws)
- de pik op iemand ien hemm'm (=boos zijn op iemand) (Westerkwartiers)
- Dikke stat (staart)hebben (=boos zijn) (Renkums)
- doë zèk ich vergif op (=daar kan ik echt boos om zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- ei zit mè zèn uren (=hij is boos en niet aan te spreken) (Sint-Niklaas)
- Gaotj mer 's op 'e blâw steinke pisse (=Tegen iemand zeggen die boos is en tot bedaren moet komen) (Weerts)
- heehef 't hemd kort veur de boks, bokse zitten. (=Hij is snel boos) (Twents)
- hellig in de kop (=heel boos) (Twents)
- heur gezicht stijt op drie doag'n onweer (=zij kijkt heel boos) (Westerkwartiers)
- hie/zie was arg verkeerd (=hij / zij was erg boos) (Putters)
- hij het de (bokke-) pruuk weer op (=hij is es weer boos) (Westerkwartiers)
- hij is in zén koont gebete (=hij is boos) (Overpelts)
- hij was zo niedeg as 'n spin (=hij was enorm boos) (Westerkwartiers)
- ich kos mich van piere sjangering wol on de kop howe (=ik was boos op mezelf) (Munsterbilzen - Minsters)
- ie baaien wig (=boos weglopen) (Zeeuws)
- ie is hauw van effentennen (=iemand die vlug boos is) (Zeeuws)
- ie is noh a houw an e brand (=iemand die vlug boos is) (Zeeuws)
- ie jes vlamm'nde / vroet van klèire (=hij is zeer boos) (Waregems)
- Ie mak nog oal goe van zyn'n deuvle (=Hij maakt zich nogal boos) (Harelbeeks)
- ij ee nen pinker in zijn gat (=hij is boos) (Gents)
- IJ ef de krenge in (=Hij is boos) (Kampers)
- Ik vermoord je (=Ik ben nu heel boos op je) (Volendams)
- in z'n dull'n schieten (=boos worden) (Zeeuws)
- ip zien pèrd zitn (=boos zijn) (Izegems)
- k e den es hoed zn zn vrahen op e vroohen (=boos) (Zeeuws)
- kiek mij niet zo lelk aan (=kijk niet zo boos naar mij) (Westerkwartiers)
- koleireg weudde (=boos worden) (Aarschots)
- kowwet zen (=boos zijn) (Wommersoms)
- Laaiend zijn (=zeer boos zijn) (Utrechts)
- Mojje un heis veur je treitah? (=Nou wegwezen voordat ik boos word!) (Arnhems)
- mok mie de kachel noit aan (=maak me niet kwaad / boos) (Gronings)
- Mok mie de kop nait glène (=Maak me niet boos) (Gronings)
- nees: Ge moeit ni van aan nees mauken (=Je moet niet boos zijn (je niet opwinden)) (Lebbeeks)
- oendevroed zien (=Heel boos zijn) (Veurns)
- oit z'n kramm'n skietn (=zich (onverwacht) erg boos maken) (Waregems)
- rap oep oe pjet zitten (=snel boos zijn) (Rotselaars)
- Sjàggrënièrë. (WT)ap.(WT) (=Iemand boos maken) (Mechels (NL))
- Tgoa wel zyn! (=De andere persoon zal boos zijn!) (Iepers)
- Trekt nie zoen lank gezeecht (=kijk eens niet zo boos) (Overpelts)
- uit zijn vel schieten (=plots zeer boos zijn) (Lovendegems)
- uit zijn vew schiedn (=zeer boos worden) (Kaprijks)
- van ave toeker muike (=boos worden) (Aarschots)
- van uiwen tak ma'e (=boos worden) (Lommels)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen