Spreekwoorden met `bier`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bier`

  1. als het bier is in de man dan is de wijsheid in de kan (=van dronkaards verwacht men geen verstandige woorden)
  2. een vaatje zuur bier (=een oude vrijster)
  3. het bier is niet voor de ganzen gebrouwen. (=niet iets verspillen aan degenen die het niet waarderen)
  4. jong bier moet gisten (=kinderen hebben recht op plezier)
  5. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  6. vaatje zuur bier (=een oude vrijster)
  7. vechten tegen de bierkaai (=een gevecht aangaan dat al bij voorbaat verloren is)

2 betekenissen bevatten `bier`

  1. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier))
  2. een glazen boterham. (=een glas jenever of bier)

50 dialectgezegden bevatten `bier`

  1. 'k kan die pint nog nie uitkrijgen (=ik kan mijn glas bier niet in één keer uitdrinken) (Sint-Niklaas)
  2. 'n halve tonne bier (=halve ton bier) (Overmeers)
  3. 'n slopmutske (=een laatste glaasje bier) (Zwevegems)
  4. 't bee smokt ransj (=zurig, het bier smaakt zurig) (Dilbeeks)
  5. 't vat oansteken (=de kraan in een vat bier slaan) (Sint-Niklaas)
  6. ' n buiksken bier (=een man met een ronde buik) (Overmeers)
  7. ' n tonne bier (=een vat bier) (Overmeers)
  8. ' n zeupken bier (=een teug bier) (Overmeers)
  9. Anker (=Ton bier van 40 liter) (limburgs)
  10. aurèkkâ (=kontèntj mè d'n opslag van 't bier) (Dendermonds)
  11. bier is niet moakt veur de ganz'n (=mag ik nog een pilsje) (Westerkwartiers)
  12. d'es klaen bier (=da's peanuts) (Wichels)
  13. da bier is precies schotelwoater (=dat bier heeft een flauwe, slechte smaak) (Sint-Niklaas)
  14. da è hin klein bier (=dat is geen kattenpis) (Izegems)
  15. daor kunde gij gewoon mee praote ennun potje bier mee drienke (=helemaal niet vreemd hoewel van ver komend) (Oudenbosch)
  16. das gee klee bier (=dat is geen kleinigheid) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. das gene kak (=dat is geen klein bier) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. das gene kènnertak (=dat is geen klein bier) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. das steirk bier (kaffie) (=dat is straf bier (koffie) ) (Sint-Niklaas)
  20. De vent die bier hed uitgevonde mot je krom hange met medallies (=Ik vind bier lekker) (Lopiks)
  21. die kan nogal pintelieren (=die kan veel bier drinken) (Sint-Niklaas)
  22. dur is nog ne klets bier over (=er is nog een beetje bier over) (Sint-Niklaas)
  23. dur is nog ne klets bier over (=er is nog een beetje bier over) (Brugs)
  24. e klutsken bier (=een slok bier) (Overmeers)
  25. Een lel bier (=Een groot glas bier) (Amsterdams)
  26. Engkerke (=Ton bier van 25 liter) (limburgs)
  27. ə strûppəkə (zeker <1930) (=een pint bier met veel schuim (uiteindelijk slechts 'n half glas bier...)) (Kalforts)
  28. Ge kunt er bèter van pisse as van un körsje broeëd (=Veel gehoord bij het drinken van een glas bier) (Zurriks)
  29. gif mè mor e flesken bier van 't schap (=geef mij maar een glas bier op kamertemperatuur) (Sint-Niklaas)
  30. ij kan drinkn lijk'n koe woatere (=veel bier kunnen drinken) (Knesselaars)
  31. Ik zeng nen Belg, ik draoi oep bier (=Ik ben Belg, ik lust bier) (Antwerps)
  32. ing tuut beer (=glas bier) (Heerlens)
  33. je werkt mè dn glaozn amboîm (=hij drinkt graag bier) (Kortemarks)
  34. kak: Da's giëne kak (=Dat heeft waarde / dat is geen klein bier) (Lebbeeks)
  35. luste / motte gij un potje bier jong? (=heb je trek in een biertje? (sic) ) (Oudenbosch)
  36. Mot ik die soms met me pik open make? (=Flesje bier geven zonder opener) (Rotterdams)
  37. nen biertand ên (=graag bier drinken) (Kaprijks)
  38. Poar neem'n (=bier drinken) (Klazienaveens)
  39. santé santoader, 'k ê liever bier of woader (=op uw gezondheid) (Kaprijks)
  40. schuëvoëder (=assem bier mag is 't nog niks) (Dendermonds)
  41. soeëvës bier mètte maach, smërgës watter aut de graach (='s avonds bieren uit een kan, 's morgens water met een Dafalgan) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. soëves bier mèt de maach, smërges watter aut de graach (='s avond geld met hopen, 's morgens geen om brood te kopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. soëves bier métte maach, smërges wotter autte graach (='s avonds drank in het groot, 's morgens tevreden met water uit de sloot) (Bilzers)
  44. soëves bier mette maach, smërges wotter autte graach (=overdaad schaadt) (Bilzers)
  45. Stelletje (=bier met jonge jenever drinken) (Katwijks)
  46. Tanke da't Heurst en Brult (=Enorm veel bier drinken) (Astens)
  47. un kesjoeke van un beugelflèske Grolsch pils (=een gummiringetje van een beugelflesje Grolsch bier) (Tilburgs)
  48. un rôoj kesjoeke van un beugelflèske Grolsch pils (=een rood gummiringetje van een beugelflesje Grolsch bier) (Tilburgs)
  49. un vòtje bîêr aonslaon (=een vaatje bier aanspreken) (Tilburgs)
  50. verskoolt glas bier (=Slechte pint bier) (Walshoutems)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen