Spreekwoorden met `vreemd`

Zoek

10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vreemd`

  1. een vreemde eend in de bijt (=een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs))
  2. een vreemde schaats rijden (=zich raar aanstellen)
  3. een vreemdeling in Jeruzalem zijn (=ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen)
  4. een vreemdeling in Kanaän zijn (=weinig weten over het besproken onderwerp)
  5. in den vreemde (=in het buitenland)
  6. je als een kat in een vreemd pakhuis voelen (=je ergens niet thuis voelen)
  7. onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers (=er bestaan nu eenmaal merkwaardige mensen)
  8. van vreemde smetten vrij (=onafhankelijk, bevrijd)
  9. vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
  10. vreemde zorgen doden de ezel. (=je kan dingen het beste zelf doen)

11 betekenissen bevatten `vreemd`

  1. vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
  2. een vreemde eend in de bijt (=een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs))
  3. er een streepje door lopen (=erg vreemd zijn/gedragen)
  4. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  5. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  6. ze niet alle vijf hebben (=vreemd gedragen of niet goed bij het verstand zijn)
  7. een kronkel in je hersens hebben (=vreemde gedachtes hebben)
  8. gekroesd haar, gekroesde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  9. gekruld haar, gekrulde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  10. van verre liegt men veel. (=vreemden kunnen makkelijk liegen omdat het niet te controleren is)
  11. geen mens zo gek of hij heeft een goeie trek. (=zelfs vreemde mensen hebben goede eigenschappen)

38 dialectgezegden bevatten `vreemd`

  1. 'n apaarde snoeshoan (=een vreemd iemand) (Westerkwartiers)
  2. 'n dubbeltje ken roar roll'n (=een zaak kan vreemd aflopen) (Westerkwartiers)
  3. 't is vremd (='t is vreemd) (Westerkwartiers)
  4. aorighen draaier (=zich vreemd gedragend persoon) (Axels)
  5. da's 'n haalve goare (=dat is een vreemd persoon) (Westerkwartiers)
  6. Da's oak 'n stel potten en pannen (=Het is vreemd stel (Tholen ) ) (Zeeuws)
  7. daor kunde gij gewoon mee praote ennun potje bier mee drienke (=helemaal niet vreemd hoewel van ver komend) (Oudenbosch)
  8. dès nun aorige! (=dat is een vreemd type) (Mays)
  9. det geit dich toch vörre aan diene puuper (=dat gaat je toch onwennig, vreemd overkomen) (Opglabbeeks)
  10. det is ‘ne flaris (=dat is een vreemd persoon) (Heitsers)
  11. die eet neefste de pot gepist (=hij heeft vreemd geweest) (Waaslands)
  12. Dieje vent kèkt aorig (=Die man kijkt me vreemd / eng aan) (Bredaas)
  13. doe niet zo eelsk (=gedraag je niet zo vreemd) (Westerkwartiers)
  14. een scheve schets raijen (=vreemd gaan) (Graauws)
  15. Hij hée neffe de pot gepist (=Hij is vreemd gegaan) (Beerses)
  16. hij het 'n klap van 'n meul'nwiek had (=hij is een ietsjes vreemd persoon) (Westerkwartiers)
  17. hij het lelijke streek'n op zien kompas (=hij doet wel eens wat vreemd) (Westerkwartiers)
  18. hij het roare knoop'n aan 't jak (=hij doet soms wat vreemd) (Westerkwartiers)
  19. j' eet neevest de pot gepist (=vreemd gaan) (Brugs)
  20. je benne raar in de dos (=vreemd in de kleren) (Westfries)
  21. lang hieën droage (=vreemd gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. lengs et pëtsje pisse (=vreemd gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. naast de pot pissen (=vreemd gaan) (Graauws)
  24. neffes de pot pisse (=vreemd gaan) (tervurens)
  25. nen dijtekautere (=Een man die vreemd gaat) (maldegems)
  26. nevest de pot piesen (=vreemd gaan (overspel) ) (Lokers)
  27. nevest de pot pissen (=vreemd gaan) (Meers)
  28. Onder den draod dur weien (=vreemd gaan) (Geffes)
  29. onder dun droad dur frete (=vreemd gaan) (Zunderts)
  30. Onder, n droad hen vretn, oondern draod deur vrett'n (=vreemd gaan) (Twents)
  31. over zijn stringe terten (=vreemd gaan) (Zeels)
  32. piss'n: Nevest de pot piss'n (=vreemd gaan) (Lebbeeks)
  33. Tes iejenen oëit de broesn (=Hij komt uit een vreemd land) (Liedekerks)
  34. vremd goan, ip een andre goan, scheve schatse rien, verandren van toespieze (=vreemd gaand) (West-Vlaams)
  35. Wa bende gei nun megeul zeg (=Wat bent u een vreemd persoon zeg) (Bredaas)
  36. wat 'n roare kunst'nmoaker (=wat een vreemd heerschap) (Westerkwartiers)
  37. wat 'n roare stoethaspel (=wat een vreemd persoon) (Westerkwartiers)
  38. ze wiet'n doar heg noch steg (=ze zijn daar als een kat in een vreemd pakhuis) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen