Eén spreekwoord bevat `bezig`
- zo bezig als een bij (=erg druk bezig zijn)
16 betekenissen bevatten `bezig`
- aan de draai houden (=bezig houden)
- aan het (sleep)touw houden (=bezig houden / aan het lijntje houden)
- dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
- de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
- zo bezig als een bij (=erg druk bezig zijn)
- iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
- aan iets blijven hangen (=ergens verstrikt in raken, ermee bezig blijven)
- aardewerk is geen paardenwerk. (=graven of in aarde werken is een vermoeiende bezigheid)
- schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
- een volle buik peinst op geen lege. (=iemand die genoeg te eten heeft is niet bezig is met de zorgen van een ander)
- aan een been knagen (=langdurig vergeefs bezig zijn)
- in touw zijn (=met iets druk bezig zijn)
- er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
- tussen de bedrijven door (=tussen andere bezigheden in; tussendoor)
- waar het hart vol van is, loopt/vloeit/stroomt de mond van over (=waar men heel erg mee bezig is, daar wil men over praten)
- de lier aan de wilgen hangen (=zijn bezigheden stopzetten)
50 dialectgezegden bevatten `bezig`
- 'n vrouwehand en 'ne paerdstand staon noeëts stil (=een vrouw is altijd bezig met een werkje) (Weerts)
- 't is gien gek die 't veurdut, moar die 't noadut (=degene die iets nadoet is niet goed bezig) (Westerkwartiers)
- ‘t is an de gank (=het is bezig) (Kaprijks)
- aoën de waggël blijve (=bezig blijven) (Munsterbilzen - Minsters)
- aon ut moiku (=rommelig bezig zijn) (Maas en waals)
- au es van za gat gieën mieëster (=hij weet niet waar hij mee bezig is) (Ninoofs)
- bi j nog an t kervee-en (=bezig) (Zeeuws)
- binst daj dat doet peel je gin eiers (=hou je maar bezig) (Veurns)
- blijf doë mèt zen tengels vanaof (=hou je daar maar niet mee bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj hèt geen zittende K... (=zij is altijd bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae wèrktj mèt staondje ker (=hij is continu bezig) (Heitsers)
- dae zë verstand hink èn zën broek (=hij is alleen maar bezig met SX) (Munsterbilzen - Minsters)
- De benen uut d'aoken lopen (=Druk bezig zijn) (Giethoorns)
- De benen uut d'aoken lopen (=Druk bezig wezen) (Giethoorns)
- de bès èn heil goej doens (doening) (=je bent goed bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès sjaun genoeg ! (=wees zo niet met je uiterlijk bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
- De kop lop mi-j omme (=Te druk bezig zijn) (Giethoorns)
- De kop lop mi'j omme (=Te druk bezig zijn) (Giethoorns)
- de zossëm toch e knépke gaeve (=ziet hem nu bezig !) (Munsterbilzen - Minsters)
- det waertj ‘ne optrèkkendje daag (=daar ben je de hele dag mee bezig) (Heitsers)
- Die zit er op as een bok op een aeverkiste (=Er heftig en intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
- Die zit er op as een bok opeen aeverkiste (=Er intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
- Dij het zo drok as hounder veur Poasen (=Iemand die heel druk bezig is.) (Gronings)
- ë kreinke zoo dich nie misstoën (=je bent precies een heilige als ik je zo bezig hoor en zie) (Munsterbilzen - Minsters)
- een put onner hand'n hemm'm (=met een klus bezig zijn) (Westerkwartiers)
- èn goej doens zin! (=goed bezig zijn!) (Munsterbilzen - Minsters)
- èn goej of slaechtë bedoening zin (=goed of slecht bezig zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- gat: Gieë zittend gat emmen (=Bedrijvig zijn, altijd bezig zijn) (Lebbeeks)
- ge wit va veur'n nie da ge vanachter leeft (=je bent chaotisch bezig) (Wichels)
- get um hand hëbbe (=bezig zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- gieën zidnt gat ên (=altijd bezig zijn) (Kaprijks)
- hij gijt as 'n roaz'nde te keer (=hij is ongecontroleerd bezig) (Westerkwartiers)
- hij het 'n putje onner hand'n (=hij is bezig met een klusje) (Westerkwartiers)
- hij is drok ien 'e weer (=hij is druk bezig) (Westerkwartiers)
- Iemand oun de taar aun (=Iemand bezig houden) (Bevers)
- iemëd loëte gewiene (=iemand bezig laten en niet storen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij oud em mee klodden bezig (=Hij is verwikkeld in foute zaken) (Lokers)
- ij waar altijt in de weer (=hij was altijd bezig) (Oudenbosch)
- ijis aon z n leste neintje bezig (=met hem is het afgelopen) (Oudenbosch)
- In bezoelie zijn (=Druk bezig zijn) (Haarsteegs)
- In de waggel aave (=bezig houden) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- in de weer zin (=bezig zijn) (Sint-Niklaas)
- In de wiggel blaaiven (=bezig blijven) (Turnhouts)
- j'e were an't loaj'n (=hij is weer te enthousiast bezig) (Wevelgems)
- jee gièèn zittnd gat (=hij is altijd druk bezig) (Lichtervelds)
- jee gièèn zittnd gat (=hij is altijd met iets bezig) (Kortemarks)
- Kaelje wah ligde toh te hujen mit die leer (=Jongen wat ben je toch onhandig bezig met de ladder) (Ewijk (Euiwwiks))
- kaerswerk is naerswerk (=in de schemer (bij kaarskicht) bezig zijn) (Huizers)
- lekker knooi'n (=lekker bezig zijn) (Klazienaveens)
- loeët em mèr mèt vrieë (=laat hem maar bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen