Spreekwoorden met `bel`

Zoek

39 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bel`

  1. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  2. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  3. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  4. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  5. ben je belatafeld (=ben je gek)
  6. de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
  7. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  8. de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
  9. de spiering doet de kabeljauw afslaan (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen)
  10. de vruchten zullen de beloften der bloemen overtreffen (=het is nu al goed, maar het eindresultaat wordt nog veel beter)
  11. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  12. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  13. er gaat een belletje rinkelen (=ik begin het te begrijpen)
  14. er kan nog een kabeljauw onderdoor (=er is ruimte genoeg (brug, speling))
  15. gouden bergen beloven (=heel veel (onmogelijks) beloven)
  16. het is een dubbeltje op zijn kant (=het is nipt, erg onzeker)
  17. het land van belofte (=de plaats waar het goed toeven is)
  18. hoe een dubbeltje rollen kan (=hoe iets een onverwacht verloop kan kennen)
  19. hou en trouw (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
  20. ieder dubbeltje drie keer omdraaien (=zo gehecht zijn aan geld dat men aarzelt bij iedere uitgave)
  21. iemand belet geven (=iemand niet ontvangen)
  22. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  23. iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
  24. in troebel water is het goed vissen (=in tijden van onlust of oorlog kan men gemakkelijk voordelen halen)
  25. in troebel water vissen (=een profiteur zijn)
  26. je fortuin te grabbel gooien (=geld verspillen)
  27. koeien met gouden horens beloven (=het onmogelijke beloven)
  28. met alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  29. met dubbel krijt schrijven (=te veel aanrekenen)
  30. naar de kabeljauwskelder (=schip wat gezonken is)
  31. op is de koek, en weg zijn de dubbeltjes (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
  32. te grabbel gooien (=zomaar weggooien, opofferen)
  33. tegen elf ogen dobbelen (=weinig kans hebben)
  34. van de wal in de sloot belanden (=vanuit een slechte situatie terechtkomen in een situatie die nóg slechter is)
  35. veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
  36. voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten (=tegen minimale kosten maximaal voordeel verlangen)
  37. wie eten wil moet de kok niet beledigen. (=hou je meerdere te vriend.)
  38. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  39. zo ziet men weer hoe een dubbeltje rollen kan (=zo zie je maar hoe het kan gaan)

108 betekenissen bevatten `bel`

  1. de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
  2. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  3. as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
  4. de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
  5. lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
  6. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  7. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  8. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  9. gewicht hechten aan (=belang hechten aan)
  10. van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
  11. wie hoog klimt kan laag vallen (=belangrijke zaken snel kwijt raken door kleine dingen)
  12. eer is teer (=beledigd worden doet pijn)
  13. op je tenen getrapt zijn (=beledigd zijn)
  14. op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
  15. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In belgië zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  16. iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
  17. het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)
  18. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  19. je woord gestand doen (=doen wat iemand beloofd heeft)
  20. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)
  21. het wiel opnieuw uitvinden (=dubbel werk doen)
  22. een boterham met tevredenheid (=een (droge) boterham (zonder beleg))
  23. een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
  24. het beste paard van stal vergeten. (=een belangrijk persoon over het hoofd zien)
  25. een eed met boter bezegeld. (=een belofte zonder echte intentie om de belofte na te komen)
  26. een taling uitzenden om een eendvogel te vangen (=een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen)
  27. de teugels laten vieren (=een minder streng beleid voeren)
  28. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  29. het sop is de kool niet waard (=een onderwerp is te onbelangrijk om er aandacht aan te geven)
  30. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  31. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  32. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  33. op iets dood blijven (=erg belust op iets zijn (bv geld; gierig))
  34. gauw op de teentjes getrapt zijn (=erg gauw boos en beledigd zijn)
  35. naar iets talen (=ergens belangstelling voor hebben)
  36. er een plasje overheen doen (=ergens een kleine wijziging in aan (laten) brengen, dat wel duidelijk laat zien dat de afzender iemand van belang is)
  37. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  38. gouden bergen beloven (=heel veel (onmogelijks) beloven)
  39. in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
  40. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  41. de dood wil een oorzaak hebben. (=het is belangrijk onm te weten waarom iets gebeurt)
  42. niet meer van vandaag (=het is ouderwets of niet meer acceptabel)
  43. er zit muziek in (=het is veelbelovend)
  44. daar lusten de honden geen brood van. (=het is volstrekt onacceptabel)
  45. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  46. koeien met gouden horens beloven (=het onmogelijke beloven)
  47. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  48. iemand voor paal zetten (=iemand belachelijk maken of vernederen.)
  49. op iemands tenen trappen (=iemand beledigen)
  50. iemands eer te na komen (=iemand beledigen - iemands naam aantasten)

9 dialectgezegden bevatten `bel`

  1. As gen hoar van zein klooten trekt klink het gelek 'n bel (=Hij is een echte vrek, een gierigaard) (Bevers)
  2. assët klop hëbste geen bel naudëg (=als het klopt moet je niets verzinnen) (Bilzers)
  3. bel mich mèr as ge traut zit (=met mij moet je geen welles-nietes spelleke) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. bel nint mins (=welnee mens...) (Lekkerkerks)
  5. de kat de bel aanbiend'n (=binden - de kat de bel aanbinden) (Westerkwartiers)
  6. de kat de bel aon bènne (=de bal aan het rollen brengen) (Bilzers)
  7. de kat de bel aon binde (=het vuurtje aan stoken) (Mestreechs)
  8. de kat de bel oembinne (=aandacht trekken) (Opglabbeeks)
  9. get on de graute klok hange (=de kat de bel aanbinden) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen