27 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ban`
- aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
- aan de leiband lopen (=erg volgzaam zijn)
- aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
- aan iemands leiband (=door iemand geleid)
- als een lam ter slachtbank geleid worden (=weerloos zijn)
- als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
- bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
- bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
- bang zijn zich aan koud water te branden (=erg voorzichtig zijn)
- de dorsende os zult gij niet muilbanden (=iemand die voor je werkt moet je goed behandelen)
- door de bank genomen (=gemiddeld; meestal; gewoonlijk)
- een kind van Laban (=iemand met een blanke huid)
- het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
- iemand achter de bank schuiven (=iemand minachtend behandelen)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
- iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
- in de ban zijn van iets (=zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten)
- je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
- ook de ceders van Libanon worden afgehouwen (=ook heilige dingen vergaan)
- op het zondaarsbankje zitten (=schuld bekennen)
- uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
- va banque spelen (=roekeloos spel spelen)
- voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
- wie bang leeft, gaat ook bang dood (=je gaat zoals je geleefd hebt)
- zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
- zo zeker als de bank (=iemand die in alles te vertrouwen is)
33 betekenissen bevatten `ban`
- als `t schip zinkt dan zinkt ook de lading (=als een zaak bankroet gaat, dan is men meestal ook alles kwijt)
- als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
- in de naad zitten (=bang zijn)
- in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
- keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
- de paal door de oven werken (=bankroet gaan)
- de paal door de oven steken (=bankroet gaan, zich te gronde richten)
- aan de grond zitten (=bankroet of totaal uitgeput zijn)
- op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
- het bloed spreekt (=de familieband doet zich opmerken)
- hazenvlees gegeten hebben (=een bangerik zijn)
- een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
- zeven kleuren bagger schijten (=erg bang zijn)
- aan de latten hangen (=ermee ophouden - bijna bankroet zijn)
- de boeken sluiten (=ermee stoppen - bankroet gaan)
- je hart vasthouden (=ernstig zorgen maken, bang zijn dat het mis gaat)
- in de piepzak zitten (=geen oplossing weten, bang zijn voor de gevolgen)
- als de dood zijn voor iets (=heel erg bang zijn voor iets)
- een held op sokken (=iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik)
- iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
- de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
- wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
- op de galg schijten (=nergens bang voor zijn)
- geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
- voor geen klein geruchtje vervaard (=niet gauw bang)
- geen handbreed wijken (=niet opzij gaan, nooit bang is)
- bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
- je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)
- met vragen komt men in Rome. (=wees niet bang om hulp te vragen)
- bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
- een klein hartje hebben (=weinig durven/gauw bang zijn)
- een schurftig paard vreest de roskam. (=wie wat op z`n geweten heeft, is bang voor het onderzoek)
- er onderdoor gaan (=ziek worden, bankroet gaan, oververmoeid raken)
Eén dialectgezegde bevat `ban`
- mèt Sint Jacob en Sint An is ’t kaore inne sjeur of inne ban (=eind juli moet de korenoogst binnen zijn) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen