Spreekwoorden met `word`

Zoek


63 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `word`

  1. `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
  2. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  3. als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
  4. als de bruid verpatst is wordt zij gewild. (=wat niet meer beschikbaar is lijkt aantrekkelijker voor anderen)
  5. als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
  6. als een lam ter slachtbank geleid worden (=weerloos zijn)
  7. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  8. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  9. boeren en varkens worden knorrend vet (=een boer die klaagt heeft daar wellicht geen reden toe)
  10. daar wordt niet hard op gebikt. (=met tegenzin eten.)
  11. dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
  12. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  13. de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
  14. de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
  15. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  16. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  17. door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
  18. door het verleden achtervolgd worden (=problemen of fouten van vroeger blijven invloed hebben.)
  19. door schade en schande wordt men wijs (=een mens leert het beste van z`n fouten)
  20. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  21. een goed zeeman wordt ook wel eens nat (=ieder kent zijn tegenslagen)
  22. een harde dobber (zijn/worden) (=niet gemakkelijk (zijn/worden))
  23. een pakje wordt een zakje. (=als je een probleem niet aanpakt kan het zich uitbreiden en erger worden.)
  24. een vogel die te vroeg zingt, wordt `s avonds van de kat gegeten. (=wie al te jong naar genot streeft, gaat te gronde.)
  25. er heet noch koud van worden (=zich nergens iets van aantrekken)
  26. er wordt een erfenis verdeeld. (=gezegd als iets erg lang duurt)
  27. gestolen kunnen worden (=van geen belang meer zijn - niet langer nodig zijn)
  28. gezien mogen worden (=er goed uitzien)
  29. gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrouw/groenvrouw (=er niet erg welkom zijn)
  30. groen en geel voor de ogen worden (=duizelen en/of erg van schrikken)
  31. het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
  32. het staal wordt in de wind gehard. (=moeilijkheden en tegenslagen kunnen je sterker maken)
  33. het wordt buigen of barsten (=het ergens op wagen)
  34. iets niet koud laten worden (=ergens onmiddellijk op ingaan)
  35. in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
  36. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)
  37. jong en oud, op het eind wordt alles koud. (=uiteindelijk gaat iedereen dood.)
  38. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  39. lach als je begraven wordt (=dat is geen reden om te lachen)
  40. lieverkoekjes worden hier niet gebakken (=zin of geen zin, je moet het doen)
  41. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  42. met alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  43. met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
  44. met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
  45. met passen en met meten wordt de meeste tijd versleten (=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)
  46. neem je hoed niet af voordat je gegroet wordt (=men moet een ander nooit in de rede vallen)
  47. of men van de kat of de kater gebeten wordt (=het maakt geen verschil)
  48. ongegund brood wordt veel gegeten. (=vaak kan men het niet verdragen dat het een ander beter gaat.)
  49. ook de ceders van Libanon worden afgehouwen (=ook heilige dingen vergaan)
  50. ridder te voet geworden zijn (=rijkdom is verdwenen)

297 betekenissen bevatten `word`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  3. kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
  4. iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
  5. een blauwe scheen lopen (=afgewezen worden)
  6. een korf krijgen (=afgewezen worden)
  7. een blauwtje lopen (=afgewezen worden (in de liefde))
  8. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
  9. achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
  10. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  11. vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
  12. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  13. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  14. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  15. aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
  16. als de nood aan de man komt (=als het ernstig wordt)
  17. gezelligheid kent geen tijd (=als het gezellig is, is het niet erg als het wat later wordt)
  18. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  19. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  20. uitlekken (=als iets ongewenst publiekelijk bekend wordt)
  21. een pakje wordt een zakje. (=als je een probleem niet aanpakt kan het zich uitbreiden en erger worden.)
  22. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  23. jong te paard, oud te voet (=als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk)
  24. waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)
  25. ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt ga je van alles mankeren)
  26. wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
  27. een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
  28. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  29. de appel wegdragen/winnen (=als schoonste erkend worden)
  30. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  31. uitdrogen als een Harderwijker (=alsmaar vervelender worden)
  32. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  33. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  34. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  35. ten grave dalen (=begraven worden)
  36. aan het licht komen (=bekend worden van ongunstige dingen)
  37. op de bon gaan (=bekeurd worden)
  38. eer is teer (=beledigd worden doet pijn)
  39. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  40. in de val lopen (=betrapt worden)
  41. tegen de lamp lopen (=betrapt/gesnapt worden)
  42. om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
  43. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  44. in een goed blaadje staan (=bijzonder gewaardeerd worden)
  45. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  46. op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
  47. zo rood worden als een kalkoense haan (=bloedrood worden (van schaamte))
  48. de gal loopt over (=boos worden)
  49. in de gordijnen klimmen (=boos worden)
  50. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)

50 dialectgezegden bevatten `word`

  1. 'k ee prijs (=ik word beboet (verkeersovertreding) ) (Waregems)
  2. 'k komn slicht (=ik word onpasselijk) (Veurns)
  3. 'k worde bolourde (=ik word er doof van) (Ledegems, Kappels)
  4. 't Wèrkt oep moa sisteim (=Ik word er ongemakkelijk van) (Mechels (BE))
  5. As je niet maok datje onder me oge uit komp/ as je niet maak dat je wegkomp (=Ga a.u.b. weg, ik word moe van je) (Utrechts)
  6. as tie doodgeschoten word is tie te beroerd om om te vallen (=lui persoon) (Rotterdams)
  7. asset nog lang doert, geetet haaj rap gedont zin (=ik word wel wat ongeduldig) (Bilzers)
  8. buukche vul, 't hetche begert de ruste (=na het eten word je slaperig) (Veurns)
  9. Daar klapt toch echt m'n mossel van dicht (=Daar word ik niet echt warm of koud van..) (Brabants )
  10. dae twieë zwegelkes noeëdig heet um zien piêp aan te staeke, weurtj noeëts riêk (=als je niet zuinig bent, word je nooit rijk) (Weerts)
  11. Dao waerd neemes kloog oet. (=Daar word je niet wijs uit.) (Roermonds)
  12. dao waers se taam van (=daar word je rustig van) (Heitsers)
  13. dat deed mën teine krolle (=daar word ik niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dat griest mij toe (=daar word ik bang van) (Westerkwartiers)
  15. dat hink mich mën stroët aut (=daar word ik niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat kump mich de stroët aut (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dat zal dich gene sjoj gaeve (=daar ben ik je dankbaar voor daar word je voor vergoed) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. daud goën geet vanzelf, alléén mér daste doë zoe stijf van wiës (=als je dood gaat, word je stijf) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. de deugd van e vêrke is pas nao zienen doeëd te mêrke (=na je dood word je pas erkend) (Weerts)
  20. de grieze lopt mij over de grauwe (=ik word er bang van) (Westerkwartiers)
  21. de kons zau mèr nie gek wiëne aste wilts, do¨*e moeste aoënlèg vër hëbbe (=gek word je zo maar niet vanzelf, daar word je mee geboren) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Do werde kniens van. (=Daar word je gek van.) (Hamonter)
  23. Doa weëd veul gerauweld en geknotterd. (WT) (=Daar word veel gepraat en gemopperd) (Mechels (NL))
  24. Doa wor ich hoorendul van! (=Daar word ik zot van.) (Overpelts)
  25. Doa wur ich ummelig vaan (=Daar word ik duizelig van) (Neerpelts)
  26. doar wor ' k mizzelk van (=daar word ik niet goed van) (Westerkwartiers)
  27. doe kraaigste hieën van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. doë kraajg ich de krelkeszeek van (=daar word ik niet goed van!) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. doë kraajg ich de ziëmële van (=daar word ik zenuwachtig van) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. doê kraajgste de krampe van (en zën kl...) (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. doë kraajgste de kremp van èn zen K. (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. doë kraajgste graajs hoëre van (=daar word je gek van) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. doë kraajgste wil hiën van (=daar word je compleet zot van) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. doë krai (g) ste hiën van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. Doe maks mich háárwillig (=Ik word gestoord van jou) (nijswillers)
  36. doë wiën ich nog toet (tureluut) van (=daar word ik nog gek van) (Bilzers)
  37. doë wiëste kriekel van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. doë wiëste tureluut van (=daar word je compleet gek van) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. doë zoste wol hiën van krijge (=daar word je nog gek van) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. doeë kraajg ich het van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. doeë kraajgste hieën van! (=daar word je horendol van) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. doeë wieëste brul van (=daar word je gek van) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. doeë wieëste kins van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. doet zën plaffëture nau mér oeëpe (=word nu eindelijk eens wakker) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. doëvan wiën ich heil daovërwèttëg (=ik word niet goed door dat geluid) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. dòr wòr de hôorne dòl van (=daar word je stapelgek van) (Tilburgs)
  47. god zal et tich laune, èsset nie mèt spek dan èsset mèt baune (=eens word je hiervoor beloond (pejoratief!)) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. god zal het dich laune, èssët nie mèt spek dan ès het mèt baune! (=misschien word je hiervoor wel eens ooit beloond) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. goo taan maoke vannen iëzël nog gee piëd (=omdat je veel geld hebt word je nog geen beter mens) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Hedde't of kredde't (=Ben je gek of word je het nu) (Waalwijks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen