Spreekwoorden met `acht`

Zoek


159 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `acht`

  1. acht is meer dan duizend (=voorzichtig zijn is het belangrijkste. (woordspeling: acht=`let op` niet `8`))
  2. acht slaan op iets (=ergens goed op letten)
  3. achter de coulissen kijken (=de echte toestand zien (ontdekken))
  4. achter de gordijntjes smullen (=in stilte opeten)
  5. achter de kiezen hebben (=opgegeten hebben)
  6. achter de knopen hebben (=opgegeten hebben)
  7. achter de puttings overboord vallen (=reddeloos verloren zijn)
  8. achter de rug om gaan (=iets stiekem doen)
  9. achter de rug zijn (=voorbij zijn)
  10. achter de schermen (=daar waar men het niet ziet)
  11. achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
  12. achter de schermen kijken (=kijken waar men normaal niet kan of mag kijken)
  13. achter de tralies (=opgesloten)
  14. achter de veren zitten (=opjagen)
  15. achter de vodden zitten (=opjagen)
  16. achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
  17. achter het net vissen (=een kans missen)
  18. achter iemand zoeken (=iemand kwaad proberen te doen)
  19. achter iets zitten (=er de oorzaak van zijn)
  20. achter slot en grendel (=opgesloten)
  21. achterin de fuik zit de paling (=je moet geduld hebben)
  22. achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
  23. achterom is kermis (=gezegd als voorlangs niet de voorkeur heeft)
  24. achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  25. achteruit zeilen (=slechter worden)
  26. al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel (=leugens komen altijd uit)
  27. alle vrachtjes helpen (=veel kleintjes maken een grote)
  28. als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  29. als de ene blinde de ander leidt vallen ze beiden in de gracht (=wanneer onbekwamen andere onbekwamen adviseren gaat het fout)
  30. als een lam ter slachtbank geleid worden (=weerloos zijn)
  31. als een nachtkaars uitgaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  32. bij nacht en ontij (werken/zijn) (=wanneer anderen slapen)
  33. bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
  34. daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
  35. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  36. dat schaap zal een zachte dood nemen. (=het wordt vergeten)
  37. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
  38. de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
  39. de kip met gouden eieren slachten (=een iets met veel rendement wegdoen)
  40. de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
  41. de nacht brengt raad. (=ergens een nachtje over slapen leidt tot betere beslissingen of oplossingen)
  42. de nacht is een goede raadsman. (=een nachtje slapen is goed bij het nemen van beslissingen)
  43. de ossen achter de ploeg spannen (=de zaak verkeerd aanpakken)
  44. de pen is machtiger dan het zwaard (=woorden kunnen meer teweeg brengen dan wapens)
  45. de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
  46. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
  47. de waarheid in pacht hebben (=denken de enige te zijn die de waarheid kent of vertelt)
  48. de wens is de vader van de gedachte (=je gelooft iets, omdat je wil dat het zo is)
  49. de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
  50. door de achterdeur weer binnenkomen (=onverwacht terugkomen op een afgeronde situatie)

252 betekenissen bevatten `acht`

  1. van de nacht een dag maken (=`s nachts werken)
  2. met zijn gat in de boter vallen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
  3. met zijn neus in de boter vallen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
  4. op het kussen helpen (=aan de macht helpen)
  5. op het kussen zitten (=aan de macht zijn)
  6. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  7. op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
  8. het oor scherpen/spitsen (=aandachtig luisteren)
  9. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  10. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  11. als de ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
  12. van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
  13. achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
  14. het op de klompen aanvoelen (=achterafgepraat - Dat had men kunnen weten)
  15. het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
  16. geen klaviertje over slaan (=alle bijzonderheden in acht nemen)
  17. waar meerderman komt moet minderman wijken (=als een machtig persoon iets zegt, moet de minder machtige zwijgen)
  18. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  19. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  20. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  21. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  22. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  23. salva ratificatione (=behoudens bekrachtiging)
  24. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  25. beter blooie Piet dan dooie Piet (=beter een aarzelend iemand dan iemand die ondoordacht handelt)
  26. goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
  27. wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
  28. je kop erbij houden (=blijven opletten, aandacht vasthouden)
  29. daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
  30. in het oog springen/vallen (=de aandacht trekken)
  31. veel bekijks hebben (=de aandacht trekken)
  32. uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
  33. ketters wonen het dichtst bij de paus (=de beste vrienden van een machtig man zijn vaak zijn grootste vijanden)
  34. herenzonden boerenleed. (=de gewone mensen boeten voor de fouten van de mensen met macht)
  35. van de troon stoten (=de macht ontnemen)
  36. van zijn voetstuk stoten (=de macht ontnemen - ontmaskeren)
  37. de groten rijden te paard en de kleinen hangen tussen hemel en aarde. (=de machtige lui leven op kosten van de gewone man)
  38. de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
  39. dat varkentje zullen we even wassen (=deze opdracht zullen we even uitvoeren)
  40. die vlieger gaat niet op (=die gedachte gaat niet lukken)
  41. het haasje zijn (=diegene zijn die er voor opdraait, het slachtoffer)
  42. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
  43. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  44. uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  45. recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
  46. je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
  47. niet door mensenhanden gebouwd (=door God of natuur tot stand gebracht)
  48. alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvallend te gedragen bekomt men aandacht)
  49. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  50. een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)

22 dialectgezegden bevatten `acht`

  1. aagt van Koam (=acht van Chaam) (Gils)
  2. acht is mie-er as duuzend (=acht) (Zeeuws)
  3. Agt aijtnen bajtn (=acht houten bouten) (Maldegems)
  4. bè munne vurregen baos mos-k om aacht ûur ònlègge (=bij mijn vorige werkgever moest ik om acht uur met het werk beginnen) (Tilburgs)
  5. d' aacht van Kaom (=de acht van Chaam) (Tilburgs)
  6. De polis stelt na een onderziek in eomda ze 't goe megeloëk vinge data geld me krimineel zokes te moken heet (=De politie stelt een onderzoek in, omdat zij het niet onwaarschijnlijk acht dat het geld te maken heeft met een criminele activiteit) (Holsbeeks)
  7. de vijf maal acht bellen (=politie bellen) (Amsterdams)
  8. e zondag acht doog (=volgende week zondag) (Hulshouts)
  9. Eat achtslaan, earne regaad op slaan (=iets acht geven, slaan.) (Fries)
  10. ein twie drijj veer vijjf zeve ach ellef twellef daartien vieftien (=een twee drie vier vijf zeven acht elf twaalf dertien vijftien) (Mestreechs)
  11. emes de wach aan zègke (=iemand waarschuwen zich in acht te nemen) (Steins)
  12. ge zoï'd em nie oeëgev'n (=je acht er hem niet toe in staat) (Meers)
  13. iejen brak zen biejen, twieje zette het oniejen, draa goeng verbaa, vier goeng no Lier, vaaf sloeg zen waaf, zes trok zen mes, zeuve goeng no Leuve, acht heef de wacht, neege heef hem teege en tien had hem gezien (=één brak zijn been, twee zette het aaneen, drie ging voorbij, vier ging naar Lier, vijf sloeg zijn wijf, zes trok zijn mes, zeven ging naar Leuven, acht hield de wacht, negen hield hem tegen en tien had hem gezien) (herenthouts)
  14. It is acht oere Feike, fan bêd ôf komme! (=Het is acht uur Feike, opstaan!) (Fries)
  15. je moet'n altied heur'n woar 't vandoan komt (=men moet in acht nemen wie het heeft gezegd) (Westerkwartiers)
  16. Met de klok van half acht naar huis (=Om half acht s, avonds luid altijd de kerk klok) (Lekkerkerks)
  17. Om aacht uuru 't woatur hièt (=Om acht uur het water heet) (Brakels (gld))
  18. omda zelle het ni onmeugelek vijne da het geld te moake hee me bandietterij (=omdat zij het niet onwaarschijnlijk acht dat het geld te maken heeft met een criminele activiteit) (Geels)
  19. raengel veur acht oore zal zêldje lang doore (=weerspreuk) (Weerts)
  20. raengel väör acht ore zal noeëts de ganse daag dore (=ook al start de dag slecht, het weer zal vast beter worden) (Heitsers)
  21. tizze gonsdich acht daag (=aanstaande woensdag, over een week) (Heldens)
  22. umdè zellie ut nie onwoarskenluk aacht dah (=omdat zij het niet onwaarschijnlijk acht dat) (Schijndels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen