476 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `man`
- iemand onder vier ogen spreken (=praten met iemand zonder dat anderen erbij zijn)
- iemand onder zijn vleugels nemen (=iemand beschermen of verzorgen)
- iemand ongesuikerd zeggen waar het op staat (=iemand ongegeneerd de waarheid zeggen)
- iemand ongezouten de waarheid zeggen (=onverbloemd de waarheid zeggen, eerlijk zeggen waar het op staat)
- iemand op de hak nemen (=iemand er tussen nemen (grap uithalen) of spottend over iemand praten)
- iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
- iemand op de kast jagen (=iemand zijn goede humeur doen verliezen door plagen)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
- iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
- iemand op de vingers tikken (=een standje geven, berispen)
- iemand op handen dragen (=grote bewondering hebben voor iemand)
- iemand op het matje roepen (=iemand bij zich laten komen en om uitleg vragen waarom iets zo gedaan is)
- iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
- iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
- iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
- iemand op straat zetten (=iemand ontslaan)
- iemand op z`n hand hebben (=iemand hebben die hem steunt)
- iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
- iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
- iemand op zijn voorman zetten (=iemand nadrukkelijk op zijn plicht wijzen)
- iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
- iemand pootje lichten (=iemand doen struikelen)
- iemand spreken door het oor van een turfmand (=iemand heimelijk spreken, zodat niemand anders het hoort)
- iemand te grazen nemen (=iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen)
- iemand te paard helpen (=iemand een goede baan helpen krijgen)
- iemand te paard helpen. (=iemand helpen, steunen)
- iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
- iemand tegen het lijf lopen. (=onverwacht iemand tegenkomen)
- iemand tegen zich in het harnas jagen (=iemand door eigen toedoen boos maken)
- iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
- iemand ter aarde bestellen (=iemand begraven)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iemand troef geven (=iemand afstraffen)
- iemand uit bed lichten (=iemand `s nachts laten opstaan)
- iemand uit de brand helpen (=iemand uit de nood helpen)
- iemand uit de droom helpen (=iemand vertellen hoe het écht in elkaar zit)
- iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
- iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
- iemand uit het zadel lichten (=iemand zijn positie doen verliezen, iemand ontslaan)
- iemand uit het zadel werpen (=iemand wegwerken, iemand in verlegenheid brengen)
- iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
- iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is)
- iemand van de sokken rijden/lopen (=iemand (bijna) omver rijden of lopen)
- iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
- iemand van haver tot gort kennen (=iemands persoonlijkheid helemaal kennen)
- iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
- iemand van het kastje naar de muur sturen (=iemand voor niets heen en weer laten lopen)
654 betekenissen bevatten `man`
- iemand onder handen nemen (=iemand flink aanpakken / mishandelen)
- iemand zijn vet geven (=iemand flink de waarheid zeggen)
- met één voet in het graf staan (=iemand gaat bijna dood)
- iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
- de vloer aanvegen met iemand (=iemand gemakkelijk kloppen/verslaan)
- iemand vol lood pompen (=iemand genadeloos neerschieten)
- iemand van repliek dienen (=iemand gevat antwoorden)
- je meester gevonden hebben (=iemand gevonden hebben die beter is, het beter doet)
- in zijn zak hebben (=iemand goed kennen, iets helemaal begrijpen, iets voor elkaar hebben)
- het op iemand begrepen hebben (=iemand goed kunnen verdragen / iemand is altijd de pineut)
- de kat in de gordijnen jagen (=iemand goed kwaad maken)
- iemand op z`n hand hebben (=iemand hebben die hem steunt)
- iemand van het hoofd tot de voeten meten (=iemand heel nauwkeurig onderzoeken)
- iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
- iemand spreken door het oor van een turfmand (=iemand heimelijk spreken, zodat niemand anders het hoort)
- iemand laten barsten (=iemand helemaal niet helpen, aan zijn lot overlaten)
- voor iemand in het krijt treden (=iemand helpen en verdedigen)
- een goede daad is goud waard (=iemand helpen is goed)
- iemand te paard helpen. (=iemand helpen, steunen)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
- iemand de mantel uitvegen (=iemand hevig uitfoeteren)
- iemand in de ogen schijnen (=iemand hinderen)
- in iemands vaarwater zitten (=iemand hinderen of concurreren)
- iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
- een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
- iemands handen zalven (=iemand iets geven in de hoop een gunst te verkrijgen)
- iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
- iemand de brokken in de mond tellen (=iemand iets helemaal niet gunnen)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- iemand de wet stellen (=iemand iets opdragen te doen)
- iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
- iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)
- iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand een rad voor de ogen draaien (=iemand iets wijsmaken / iemand op gemene wijze bedriegen)
- iemand zand in de ogen strooien (=iemand iets wijsmaken, iemand bedriegen)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand met de neus op de feiten drukken (=iemand iets zó onder de aandacht brengen, dat hij het niet langer kan negeren)
- iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
- iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
- iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
- het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
- de strop om de hals doen (=iemand in uiterste problemen brengen)
- de kat bij de melk zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de kat bij het spek zetten (=iemand in verleiding brengen)
- iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
- iemand de ogen openen (=iemand inzicht geven in iets wat diegene nog niet doorhad)
- iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
- iemand een koud bad geven (=iemand kalmeren , illusies ontnemen)
20 dialectgezegden bevatten `man`
- wat het die kirrel 'n grode loadklep (=wat heeft die man een grote mond) (Westerkwartiers)
- wat schrift die kirrel met hoanepoot'n (=wat heeft die man een rot handschrift) (Westerkwartiers)
- wieter (=magere, grote man) (Sint-Niklaas)
- wuffre vint is dadde (=wat voor een man is dat) (Veurns)
- ze é ne scheer geslaegen (=ze heeft een man ontmoet) (Zottegems)
- ze het 'n rieke kirrel an 'e hoak sloag'n (=zij is met een rijke man getrouwd) (Westerkwartiers)
- ze hoopt op de woare Jozef (=ze hoopt een man te vinden) (Westerkwartiers)
- ze kon niet ien 'e schoaduw stoan bij heur kirrel (=zij was bij lange na niet zo goed dan haar man) (Westerkwartiers)
- ze nuumd'n alles met man en peerd (=alles met naan en toenaam bespreken) (Westerkwartiers)
- ze zèt em uurns (=ze bedriegt haar man) (Brakels)
- Zemme ma bè man kloete! (=Ze hebben me beduveld!) (Dilbeeks)
- zene stat aater noë ketse (=helemaal op Sx belust man) (Munsterbilzen - Minsters)
- zij haar de pik ien op die kirrel (=zij had 'n hekel aan die man) (Westerkwartiers)
- zijde gij dun leutigste tuis (=doe eens normaal man) (Oudenbosch)
- zo dikke as doezend man (=erg dronken zijn) (Twents)
- Zó zat as hónderdduu.zend man (=erg bezopen) (Genneps)
- zoe zaot as doezend man (=heel zat) (Munsterbilzen - Minsters)
- zoe zaot as honderdoezend man (=ladderzat) (Munsterbilzen - Minsters)
- zouijn'n: Dei man es ni goe bij de zouijn'n (=Die man is niet goed wijs) (Lebbeeks)
- zuutjes oan menneke (=rustig aan man) (Ossies)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen