Spreekwoorden met `eer`

Zoek


206 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eer`

  1. zijn lesje wel geleerd hebben (=die fout niet opnieuw maken)
  2. zijn rokje gekeerd hebben (=standpunten veranderen)
  3. zo de heer, zo de knecht (=medewerkers gedragen zich net zoals hun leidinggevende)
  4. zo heer zo knecht (=de knechten volgen het voorbeeld van de bazen)
  5. zo komt het kalfje weer bij zijn moer (=zo komt wat verloren was weer in orde)
  6. zo ziet men weer hoe een dubbeltje rollen kan (=zo zie je maar hoe het kan gaan)

528 betekenissen bevatten `eer`

  1. buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
  2. het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
  3. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  4. het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
  5. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  6. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  7. van hot naar haar (=heen en weer)
  8. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken)
  9. weer in het zadel helpen (=helpen om weer door te kunnen gaan)
  10. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  11. het interesseert me geen drol (=het interesseert me niets)
  12. het laat mij Siberisch koud (=het interesseert me totaal niet)
  13. niet meer van vandaag (=het is ouderwets of niet meer acceptabel)
  14. het is zusje en broertje (=het is zo ongeveer hetzelfde)
  15. het is lood om oud ijzer (=het komt op hetzelfde neer)
  16. niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
  17. de vis begint te stinken bij de kop (=het loopt het eerst mis bij de leiding)
  18. op is de koek, en weg zijn de dubbeltjes (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
  19. de koek is op (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
  20. aal is geen paling (=het mindere is niet gelijk aan het meerdere)
  21. niet kunnen heksen (=het niet zo snel afkunnen - er meer tijd voor nodig hebben)
  22. het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manier herdoen)
  23. onze lieve heer is aan het kegelen (=het onweert)
  24. het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
  25. de maat is vol (=het wordt niet langer getolereerd)
  26. wie het eerst komt, het eerst maalt (=het wordt toegekend aan degene(n) die het eerst komt)
  27. je een ongeluk lachen (=hetzelfde als `In een deuk liggen`, niet meer bijkomen van het lachen)
  28. boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
  29. zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
  30. de stoppen slaan bij hem door (=hij verliest zijn zelfbeheersing)
  31. jong geleerd is oud gedaan (=hoe eerder men iets leert, des te langer de vaardigheid zal blijven)
  32. weer of geen weer (=hoe het weer ook is, het gaat door)
  33. veel koeien, veel moeien. (=hoe meer bezittingen hoe meer zorgen)
  34. hoe meer zielen, hoe meer vreugd (=hoe meer mensen er bij zijn, hoe leuker dat het is)
  35. het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
  36. het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
  37. wie eten wil moet de kok niet beledigen. (=hou je meerdere te vriend.)
  38. wie een kluitje heeft, heeft  er graag een turfje bij (=ieder probeert zijn bezittingen te vermeerderen)
  39. iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
  40. het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
  41. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
  42. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  43. ere wie ere toekomt (=iemand die de eer verdient moet die ook krijgen)
  44. een kind van zijn tijd (=iemand die leeft volgens de in zijn tijd heersende opvattingen)
  45. als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
  46. het zonnetje in huis (=iemand die zorgt voor een goede, opgeruimde sfeer)
  47. iemand een kroon opzetten (=iemand eer bewijzen)
  48. iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
  49. iemand vol lood pompen (=iemand genadeloos neerschieten)
  50. iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen