Spreekwoorden met `MA`

Zoek


800 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `MA`

  1. een lichtje opgaan bij ieMAnd (=iets wordt duidelijk en helder)
  2. een loopje met ieMAnd nemen (=zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft))
  3. een MAn als David (=een sterke kerel (David doodde de reus Goliath))
  4. een MAn een MAn, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  5. een MAn in bonis (=een welgesteld man)
  6. een MAn van de klok zijn (=iemand die steeds precies op tijd is)
  7. een MAn zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
  8. een mot in de MAag hebben (=honger lijden)
  9. een nagel aan ieMAnds doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  10. een ongelovige ThoMAs zijn (=nooit iets geloven)
  11. een oogje op ieMAnd hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
  12. een oud voerMAn hoort nog graag het klappen van de zweep (=iemand die oud is vindt het fijn te praten over dingen van vroeger)
  13. een put MAken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
  14. een rib(be) uit ieMAnds lijf (=een grote uitgave)
  15. eén rotte appel in de MAnd, MAakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  16. een snijder heeft MAar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)
  17. een stadspraatje duurt MAar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
  18. één uur van onbedachtzaamheid, kan MAken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  19. een vette keuken een MAger testament (=wie veel uitgeeft tijdens het leven, laat weinig na)
  20. een vos verliest wel zijn haren MAar niet zijn streken (=mensen veranderen zelden echt)
  21. een vrouw zonder MAn is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak)
  22. een vuist MAken (=krachtig opstellen)
  23. een zak zout met ieMAnd gegeten hebben (=iemand al lang kennen)
  24. een zwak voor iets of ieMAnd hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  25. een zwaluw MAakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
  26. één zwaluw MAakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
  27. eendracht MAakt MAcht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  28. effen rekening MAakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
  29. elk hart heeft zijn sMArt. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
  30. er blijft veel aan MAat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
  31. er de MAan aan geven (=er de brui aan geven)
  32. er dienen geen twee MAsten op een schip (=er kan er maar één het bevel voeren)
  33. er een halszaak van MAken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
  34. er een potje van MAken (=er een janboel van maken)
  35. er gaan veel MAkke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
  36. er geen tekeningetje bij moeten MAken (=het is overduidelijk)
  37. er geen woorden aan vuilMAken (=er niets eens over spreken)
  38. er is geen chocola van te MAken (=het is niet te begrijpen)
  39. er is MAar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
  40. er is MAar een grote MAst op een schip (=er is er maar één de baas)
  41. er is reuk noch sMAak aan (=het is weinig waard, het is niet interessant)
  42. er MAnkeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
  43. er nachtwerk van MAken (=laat opblijven)
  44. er niet om MAlen (=iets onbelangrijk vinden)
  45. er werk van MAken (=er mee aan de gang gaan)
  46. er zijn MAal wel mee kunnen doen (=er wel mee toekomen)
  47. er zijn mond niet aan vuil MAken (=er niets over willen zeggen)
  48. errare huMAnum est (=zich vergissen is menselijk) (Latijn)
  49. fiolen van toorn over ieMAnd uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  50. gasten en vis blijven MAar drie dagen fris. (=je moet als gast niet te lang blijven.)

1184 betekenissen bevatten `MA`

  1. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zoMAar laten afpakken)
  2. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de MAn van niet)
  3. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van ieMAnd doorzien)
  4. oude wijn in nieuwe zakken (=de zaken zijn anders gepresenteerd, MAar niet wezenlijk veranderd)
  5. een zondagse steek houdt geen week (=de zondag is geen werkdag MAar de dag des Heeren)
  6. aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten MAken als ieMAnd anders)
  7. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat heleMAal niet bevalt)
  8. zijn lesje wel geleerd hebben (=die fout niet opnieuw MAken)
  9. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat ieMAnd denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  10. scherven brengen geluk. (=dit zeg je om ieMAnd zich minder schuldig te laten voelen)
  11. haast je langzaam (=doe het zo snel mogelijk, MAar niet sneller (uit het Latijn: Festina lente))
  12. rijd voort maar zie om (=doe verder MAar blijf opletten)
  13. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder MAar blijf wel opletten)
  14. iemand links laten liggen (=doen alsof ieMAnd er niet is, niet bemoeien met ieMAnd)
  15. woord houden (=doen wat ieMAnd beloofd heeft)
  16. je woord gestand doen (=doen wat ieMAnd beloofd heeft)
  17. in het gevlij komen (=doen wat ieMAnd graag ziet om in de gunst te komen)
  18. verkikkerd zijn (=dol zijn op ieMAnd/iets of verliefd zijn op ieMAnd)
  19. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde MAnier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  20. een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen geMAkkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
  21. aan iemands leiband (=door ieMAnd geleid)
  22. een spaak in het wiel steken (=door ieMAnds ingrijpen gaat een plan van de ander niet door)
  23. ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te MAken of te oefenen leert men het snelst)
  24. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen MAak je een nare indruk)
  25. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij ieMAnd dan met lelijke woorden)
  26. de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben geMAkkelijker een gesprek dan twee)
  27. het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of ieMAnd denkt; precies zeggen hoe iets zit)
  28. aan het verstand brengen (=duidelijk MAken)
  29. aan de bel trekken (=duidelijk MAken dat er iets aan de hand is; duidelijk MAken dat er iets niet klopt)
  30. de neus optrekken (=duidelijk MAken dat men iets of ieMAnd niet waardeert)
  31. iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat ieMAnd iets verkeerds gedaan heeft)
  32. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten MAken)
  33. een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk MAken)
  34. een aangeklede aap (=een bespottelijk ieMAnd)
  35. paradepaard (=een bezit, eigenschap, kunst of vaardigheid waar iets of ieMAnd trots op is)
  36. een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens geMAakte fout, begaat men MAkkelijk weer)
  37. voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te MAken dankzij een voorzet van een ander)
  38. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige MAaltijd.)
  39. over de schreef gaan (=een ernstige fout MAken)
  40. tussen beurs en geweten geplaatst zijn (=een financieel goede - MAar misdadige - zaak kunnen doen)
  41. een steek laten vallen (=een fout MAken.)
  42. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde MAn MAg wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  43. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk ieMAnd die zich als onschuldig voordoet)
  44. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk ieMAnd die zich als onschuldig voordoet)
  45. een handwerk heeft een gouden bodem (=een goed vakMAn verdient altijd zijn brood)
  46. een wit voetje halen (=een goede indruk MAken bij de leider(s))
  47. hoge ogen gooien (=een goede kans MAken op iets)
  48. iemand een poets bakken (=een grap met ieMAnd uithalen)
  49. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of ieMAnd die een groot verdriet veroorzaakt)
  50. een slok op een borrel schelen (=een groot verschil MAken)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen