Spreekwoorden met `kun`

Zoek


130 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kun`

  1. niet in iemands schaduw kunnen staan (=aan iemand absoluut niet kunnen tippen)
  2. niet kunnen hard maken (=niet kunnen bewijzen)
  3. niet kunnen heksen (=het niet zo snel afkunnen - er meer tijd voor nodig hebben)
  4. niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
  5. niet meer kunnen wegdenken (=niet meer kunnen missen)
  6. niet met iemand door één deur kunnen (=niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.))
  7. niet ruim kunnen soppen (=niet erg rijk zijn)
  8. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  9. niet vet kunnen soppen (=het niet breed hebben)
  10. niets kunnen binnenkrijgen (=niet kunnen eten)
  11. nog niet op eigen benen kunnen staan (=nog niet zichzelf volledig zelfstandig kunnen redden)
  12. oefening baart kunst (=door veel te oefenen verbeteren de prestaties)
  13. op dat mes kun je naar Keulen rijden (=dat mes is erg bot)
  14. over de koppen kunnen lopen (=gezegd als het erg druk is)
  15. overweg kunnen (=kunnen verdragen, aankunnen)
  16. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)
  17. tegen een stootje kunnen (=wel iets kunnen verdragen)
  18. tot geen drie kunnen tellen (=erg dom zijn)
  19. van een kale kip kun je niet plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  20. van een mooi bord kun je niet eten (=aan uiterlijk alleen heb je niets)
  21. van een mooie / knappe tafel kun je niet eten. / Van een mooi bord kun je niet eten. (=knap van uiterlijk heeft ook wel eens nadelen.)
  22. verkeren kunnen (=omstandigheden kunnen snel veranderen)
  23. volgens de regels der kunst (=zoals het hoort)
  24. voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
  25. we kunnen niet allen paus van Rome zijn (=niet iedereen kan de baas zijn)
  26. wel onder zijn zolen kunnen schrijven (=wel mogen vergeten)
  27. wel thuis kunnen blijven (=het wel kunnen vergeten)
  28. zo stil dat je een speld kunt horen vallen (=bijzonder stil)
  29. zo vraagt men de boeren de kunst af (=zo verneem je hoe het moet)
  30. zwemmen als een vis kunnen (=een expert zijn in zwemmen)

247 betekenissen bevatten `kun`

  1. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  2. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  3. liever iemand zijn hielen zien dan zijn tenen (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  4. het niet op iemand hebben (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  5. iets tegen iemand hebben (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  6. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  7. vat op iemand krijgen (=iemand van iets kunnen overtuigen)
  8. een lange arm hebben (=iemand zelfs vanaf een grote afstand nog dwars kunnen zitten)
  9. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  10. met zijn pink manoeuvreren (=iets als de beste kunnen)
  11. iets op je vingers kunnen natellen (=iets erg gemakkelijk kunnen nagaan/checken)
  12. een Tantaluskwelling zijn (=iets erg graag willen maar het (net) niet kunnen verkrijgen)
  13. te/van pas komen (=iets goed kunnen gebruiken)
  14. er slag van hebben (=iets handig kunnen doen)
  15. iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
  16. geen man over boord zijn (=iets is niet zo erg, het had veel erger gekund)
  17. buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
  18. iets onder de knie hebben/krijgen (=iets kunnen of leren kunnen)
  19. er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
  20. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  21. iets niet kunnen gebeteren (=iets niet kunnen verhelpen)
  22. met geen pen te beschrijven zijn (=iets niet met woorden kunnen zeggen)
  23. tekortschieten (=iets onvoldoende hebben of kunnen doen)
  24. je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
  25. iets op je buik kunnen schrijven (=iets wel kunnen vergeten, dat wat je wilde gaat niet door)
  26. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  27. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  28. de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
  29. de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
  30. meten is weten, gissen is missen (=je kunt beter afmetingen meten dan schatten)
  31. een goed pad krom loopt niet om. (=je kunt beter geen onnodige veranderingen aanbrengen)
  32. een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg (=je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed)
  33. langzaam aan, dan breekt het lijntje niet (=je kunt beter rustig doorwerken, dan kan er het minste fout gaat)
  34. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  35. wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
  36. nee heb je, ja kun je krijgen (=je kunt het altijd proberen)
  37. er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden (=je kunt het niet iedereen naar de zin maken)
  38. geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
  39. proberen is het naaste recht. (=je kunt iets altijd proberen.)
  40. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
  41. je kunt wel dansen, ook al is het niet met de bruid (=je kunt je best amuseren ook al is het niet altijd precies wat je zou willen)
  42. die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
  43. het zijn niet al ridders die sporen dragen (=je kunt niet alleen aan iemands uiterlijk afleiden of hij ergens geschikt voor is)
  44. het is niet altijd kermis. (=je kunt niet altijd feestvieren.)
  45. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
  46. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  47. de vis aardt naar de zee (=je kunt wel zien waar hij vandaan komt)
  48. een schop van een ezel kunnen verdragen (=je moet het aankunnen dat iemand zonder verstand van zaken kritiek geeft)
  49. wat hansje niet leert zal hans nooit weten (=je moet het eerst leren om het later te kunnen)
  50. een mens moet werken voor de brok en voor de rok. (=je moet werken om te kunnen eten en kleding te kunnen kopen.)

50 dialectgezegden bevatten `kun`

  1. hübste ze toeng èngeslik? (=kun je niet aanwoorden) (Bilzers)
  2. hübste zen toeng èngeslik? (=kun je niet praten?) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. Ie kun best mit em te doen em-m (=Hij is heel geschikt) (Giethoorns)
  4. Ie kun best mit om te doen em-m (=Hij is heel geschikt) (Giethoorns)
  5. Ik kun hum wel tiesen (=Ik kon hem wel wat doen) (Hoogeveens)
  6. inbilding is ok un ziekt (=verwaandheid kun ook een ziekte noemen) (Heezers)
  7. irst èfkes hèùge, dan kunde oewen bril schonmaoke (=eerst even beademen, dan kun je de bril poetsen.) (Tilburgs)
  8. je kenn'n beder deur 't vuur vlieg'n as d'r deur kruup'm (=een vies klusje kun je maar beter snel uitvoeren) (Westerkwartiers)
  9. Je kun beter in de smisse stae as nae d'n diek om outjes gae (=Je kan beter lekker warm bij het smidsvuur staan dan hout jutten) (Zeeuws)
  10. Kai je dat make? (=kun je dat repareren?) (Volendams)
  11. kaje het zien (=kun je het zien) (Renkums)
  12. ken je nie lie man (=daar kun je niet tegen) (Nijkerks)
  13. Kenne gij da effekes veur mè deun? (=kun jij dat even voor mij doen?) (Brabants)
  14. kenst doar wat met word'n? (=kun je daarmee overweg?) (Westerkwartiers)
  15. kinst dat nog es zegg'n? (=kun je dat herhalen?) (Westerkwartiers)
  16. kinst doe t wel verstoan (=kun je het wel verstaan) (Gronings)
  17. kinst niet teeg'n 'em optörnen (=van hem kun je niet winnen) (Westerkwartiers)
  18. kinst wat volholl'n? (=kun je het volhouden?) (Westerkwartiers)
  19. kom 't erin dan kö'j d'r oet kiek'n (=kom binnen dan kun je naar buiten kijken) (Twents)
  20. konste zen eege wol laaje (=kun je wel met jezelf overweg?) (Bilzers)
  21. koop tich doë mèr noegabolle vür (=daar kun je niets mee beginnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. kuj da komn oaln (=kun je dat komen halen) (Tielts)
  23. Kuj mij ok eem hulpen (=kun je mij ook even helpen) (Hoogeveens)
  24. kunde dees tussenbaaje ok nie èfkes doen (=kun je dit ondertussen ook niet eventjes doen) (Tilburgs)
  25. kunde gij al ne knoop in oew schoene le-ge? (=kun je al een strik maken?) (Oudenbosch)
  26. kunde gij da beure? (=kun jij dat optillen?) (Oudenbosch)
  27. kunde gijur / gij eur wiessele? (=kun jij haar verstaan?) (Oudenbosch)
  28. leir nën aaën aop geen maule trèkke (=mensen met veel ondervinding kun je niets bijbrengen) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. maandewark is schaandewark (=met samenwerken kun je bedrogen uitkomen) (Drents)
  30. maok doë mér ë graut kreis iëver (=dat kun je wel vergeten) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. meej zon pak aon zèède wèl et mènneke. (=met zo'n kostuum aan kun je voor de dag komen.) (Tilburgs)
  32. Met 'n good inkomn ko'j better oetkomen (=met een goed inkomen kun je beter rondkomen) (Twents)
  33. mèt dae konste raechte voeëre akkërë (=op die kun je vertrouwen) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. met dat figuur is gien land te besielen (=met hem kun je helemaal niets bereiken) (Leewarders)
  35. met heur is 't niet goed goar'n spinn'n (=met haar kun je niet samenwerken) (Westerkwartiers)
  36. met heur is gien laand te bezeil'n (=met haar kun je helemaal niets beginnen) (Westerkwartiers)
  37. Met proat`n ko`j mangs meer schade aanrichten as met nen groot`n knuppel. (=Met woorden kun je meer schade aanrichten dan met een grote knuppel.) (Twents)
  38. mèt Sint Job paote ze de boeëne hals äöver kop, en dae neet anges kan dae paotj ze mèt Sint Jan (=vanaf begin mei kunnen bonen gepoot worden (naamdag Sint Job op 10 mei), uiterlijk eind juni kun je de laatste oogst bonen zaaien (naamdag Sint Jan op 24 juni)) (Heitsers)
  39. Mi enne wortel makte gin petozzi (=In je eentje kun je geen feest vieren) (Udens)
  40. Mit gewè.ld kunde gén gé.jt bókke (=Bepaalde zaken kun je niet forceren) (Genneps)
  41. mörg'n breng'n! (=dat kun je wel vergeten!) (Westerkwartiers)
  42. nau konste ës goed snuffëlë (=nu kun je het aan de lijve ondervinden) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. nau zitste mètte gebakke paere (=nu kun je de gevolgen dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. ne kae kunde nie struëpen (=van een kale kip kun je geen veren plukken) (Wichels)
  45. ne steen konste nie streepe (=iemand die niets bezit, kun je niets afnemen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. oe komde daor nou op? (=hoe kun je dat denken?) (Oudenbosch)
  47. Oje nie oppast zak oe sebiet ne kjee wa leunkers verkwoopn (=Als je niet oplet, kun je direct een pandoering verwachten) (Maldegems)
  48. op een doedskist stoa gin porte-bagage (=Wanneer je sterft kun je niets meenenmen) (Antwerps)
  49. ouch good, zag de schoeëjer en hae krieëg niks (=nee heb je, ja kun je krijgen) (Weerts)
  50. schrief dat moar onner dien schoenzool'n (=dat kun je wel vergeten!!) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen