91 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `staan`
- aan de rand van het graf staan (=bijna dood zijn)
- aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
- al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
- alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
- als aan de grond genageld staan (=perplex staan)
- als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
- als jut voor de haakmand staan (=beteuterd, triest)
- bekend staan als de bonte hond met de blauwe staart (=berucht)
- bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
- boven aarde staan (=overleden zijn maar nog niet begraven)
- boven de wet staan (=niet gebonden zijn aan de wet)
- daar staan klompen (=tevergeefs wachten)
- de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
- de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
- de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
- de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
- de toets kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
- de vuurproef doorstaan (=slagen in de moeilijke onderneming)
- een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
- een potje te vuur hebben staan (=iets onaangenaams te verwachten hebben)
- er met zijn neus bij staan (=er vlakbij staan)
- erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
- erbij staan voor Jan met de korte achternaam (=geen zinvolle activiteit hebben)
- ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
- geen been hebben om op te staan (=geen enkele verantwoording kunnen geven)
- goed te boek staan (=een goede reputatie hebben)
- het is hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere belanden)
- het is onbestaanbaar. (=het zou niet mogen bestaan, het is een schande)
- hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere vallen)
- iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
- in de meuk staan (=laten weken om zacht te worden)
- in een goed blaadje staan (=bijzonder gewaardeerd worden)
- in een slechte reuk staan (=iemand die niet goed bekend staat)
- in het verdomboekje staan (=geen goed meer kunnen doen)
- in iemands schaduw staan (=niet opvallen omdat iemand anders meer opvalt)
- in iemands schoenen staan (=het lot van iemand anders ondergaan)
- in vuur en vlam staan (=erg opgewonden zijn / hevig branden)
- in zijn hemd laten staan (=voor schut laten staan)
- je mannetje kunnen staan (=zich goed kunnen verdedigen)
- liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
- lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
- met beide benen op de grond staan (=een realist zijn)
- met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
- met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
- met een been in het graf staan (=bijna dood, ernstig ziek)
- met een rode letter aangetekend staan (=duidelijk vermeld , zodanig dat het zeker niet vergeten wordt)
- met een staand zeil (=driftig, boos)
- met één voet in het graf staan (=iemand gaat bijna dood)
- met een zwarte kool aangetekend staan (=ongunstig bekend staan)
- met vallen en opstaan (leren) (=door mislukkingen leren)
59 betekenissen bevatten `staan`
- distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
- distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
- distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
- het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
- op kop staan (=aan de leiding staan)
- de derde streng houdt de kabel. (=alle goede dingen bestaan in drieën)
- geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
- dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
- haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
- te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
- op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
- je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
- daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
- koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
- in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
- een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
- gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
- duizend doden sterven (=enorme angsten uitstaan)
- onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers (=er bestaan nu eenmaal merkwaardige mensen)
- erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
- er met zijn neus bij staan (=er vlakbij staan)
- er zijn hoed voor afnemen (=er voor in bewondering staan)
- zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
- je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
- van God los zijn (=gek zijn, boven de wet staan)
- iets zwart op wit hebben (=het op papier hebben staan)
- het is onbestaanbaar. (=het zou niet mogen bestaan, het is een schande)
- iemand uit bed lichten (=iemand `s nachts laten opstaan)
- iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
- ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
- iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
- een plaat voor je hoofd hebben (=kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving)
- te kennen geven (=laten verstaan)
- op de achtergrond blijven (=niet in de schijnwerpers willen staan.)
- uit het lood (staan) (=niet recht of haaks staan)
- een bord voor de kop hebben (=niet voor andere zienswijzen openstaan)
- met de mond vol tanden staan (=niet weten wat je moet zeggen / ergens versteld van staan)
- voor de boeg hebben (=nog voor zich hebben, te wachten staan)
- pal staan (=onbeweeglijk stilstaan / niet twijfelen aan de eigen mening)
- op de voorgrond staan (=onder de aandacht staan)
- geen zitvlees hebben (=ongedurig zijn - steeds weer opstaan en rondlopen)
- met een zwarte kool aangetekend staan (=ongunstig bekend staan)
- de zeilen hijsen (=opstaan, vertrekken)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- als aan de grond genageld staan (=perplex staan)
- aan de lus hangen (=recht blijven staan in tram of bus)
- bij de pinken zijn (=snel dingen begrijpen, Handig en flink zijn, Vroeg opstaan)
- stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
- boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
- naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
50 dialectgezegden bevatten `staan`
- 'k loate voar'n dak da zoe doen (=laat staan dat ik dat zou doen) (Wevelgems)
- 'k staan op m'n zaad (=Ik sta quitte (bij knikkeren ) ) (Hulsters (NL))
- A-j ' t platte van de voeten maar onder joe ollen (=Blijf met de voeten op de grond staan wees verstandig en nuchter blijven) (Giethoorns)
- aai zie zoe schèel as nen otter (=Zijn ogen staan scheel) (Turnhouts)
- aarg'ns nog ien 't kriet stoan (=ergens nog in de schuld staan) (Westerkwartiers)
- aarges de naom van hên (=ergens om bekend staan) (Zwartebroeks)
- al geise op diene kop staon (=al ga je op je hoofd staan) (Venloos)
- An’t veurste vassel staon . (=Bij iemand in de gunst staan) (Achterhoeks)
- aste geen taan hëbs, hoeste ze ook nie te poetse (=veel mensen zouden het fijn vinden als ze ook eens met hun mond vol tanden zouden staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- autkoeëme mèt de verkiezinge (=op een kieslijst gaan staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- begint doar moar oan, goat er moar oan stoan (=ga er maar aan staan) (Wichels)
- bij iemëd ènt zwat (wit) stoeën (=slecht (goed) aangeschreven staan bij iemand) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bisse in de kerk gebaore? (=Deur open laten staan) (Venloos)
- boven de aarde staan (=opgebaard staan) (Enkhuizens)
- d'r stoon twie keuj oonder de buim (=er staan twee koeien onder de bomen) (Mestreechs)
- d'r vur piejt snot bèh stoan (=doelloos staan) (Arendonks)
- daaj hèt hoeër opper taan (=zij kan haar mannetje te staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj moes wirés én de vol zon ston (=ze moest weer in de belangstelling staan) (Bilzers)
- dae kintj gein bein mieër bekinne (=hij kan niet meer op z’n benen staan) (Heitsers)
- dae zënë barremeiter steet op störm (=gespannen zijn - op uitbarsten staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- dan lupter op kepot (=dan zie je het voor je liggen / staan) (Geldrops)
- Daor zal em nog een lilleke worm ofgaon aon (=Dat zal hem nog duur komen te staan) (Giethoorns)
- dastan wir effe, nau stonver wir kit. (=nu staan we weer gelijk) (Bilzers)
- dat zel 'em zuur opbreek'n (=dat komt hem duur te staan) (Westerkwartiers)
- de hëbs wir te lang ston helvere on de dieër (=je hebt buiten wat lang staan vrijen) (Munsterbilzen - Minsters)
- De karik moet boven de euzen stoon (=De kerk moet boven de huizen staan) (Urkers)
- de kinderen zin ont giechelen (=de kinderen staan daar te lachen) (Sint-Niklaas)
- de klets weg kriege (=verkouden worden door op de tocht te staan) (Heitsers)
- de koej stòn in de waaj (=de koeien staan in de wei) (Tilburgs)
- de konnentjes ston oan den droad (=haar tepels staan stijf) (Antwerps)
- de petakke stoawn al skoewn ma ich móet ze nog húuge (=De aardappelen staan al hoog maar ik moet ze nog aanaarden, ophogen) (Walshoutems)
- de schaepe staon aomel in d'n waai (=de schapen staan allemaal in de wei) (Hoeksche Waards)
- Den èene zene daud és den anere ze braud (=er staan er velen in de rij voor uw (job) ) (Bilzers)
- die kleure fokkedeere nie (=die kleuren staan / passen niet bij elkaar) (Oudenbosch)
- doe deens baeter väör däör, as väör raam (=uitspraak als iemand in het licht gaat staan) (Heitsers)
- doë geeste nog al ès vies van opkieke (=je gaat daar ferm versteld kunnen van staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- Douchen (=Onder het gemalen water staan) (Marine jargon (veelal Maleis))
- drek trapturop (=zo meteen ga je er op staan) (Brakels (gld))
- dur kan 'n bleind perd niks kepot maake (=ze hebben niet veel van waarde in huis staan) (Astens)
- dur stòn kaojkes in den òrecht (=er staan kaantjes in het aanrechtkastje) (Tilburgs)
- e stotor te gaupen (=voor schut staan) (Erps)
- éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
- een plakkebert (=een krulbol die tegen de staak rechtop blijft staan) (Kaprijks)
- een verschutting, een verschut (=een voorschut, voorschut staan, voor gek staan) (Utrechts)
- Einen baer beej emus hebbe staon (=Bij iemand in de schuld staan) (Venloos)
- Ek ken me bord nie meer op (=Ik heb zoveel gegeten, dat ik een restje moet laten staan) (Dordts)
- ènne trubbelke stoën (=in een groepje staan) (Munsterbilzen - Minsters)
- ërgës gesjilderd stoeën (=eeuwig staan wachten op iemand / iets) (Munsterbilzen - Minsters)
- es eine paol boeave water staon (=als een paal boven water staan) (Wessems)
- etj a bisj op, a petatten meugde lotte stoeën (=eet je vlees op, je aardappelen mag je laten staan) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen