15 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zout`
- als een zoutpilaar (=onbeweeglijk, stijf)
- een zak zout met iemand gegeten hebben (=iemand al lang kennen)
- er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
- gezouten scherts (=bijtende scherts)
- heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
- het zo zout nog niet gegeten hebben (=het zo slecht nog nooit meegemaakt hebben)
- het zout in de pap niet waard zijn (=niets presteren)
- het zout in de pap verdienen (=heel weinig verdienen)
- iemand ongezouten de waarheid zeggen (=onverbloemd de waarheid zeggen, eerlijk zeggen waar het op staat)
- iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
- met zout komen als het ei op is (=te laat komen (met een oplossing))
- niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
- op alle slakken zout leggen (=op alle onbelangrijke dingen commentaar hebben)
- veel koks bederven/verzouten de brij (=te veel verschillende raad volgen kan schadelijk zijn)
- zout in de wond strooien (=iemands leed verergeren)
Eén betekenis bevat `zout`
- cum grano salis (=met een korreltje zout)
22 dialectgezegden bevatten `zout`
- 't zolt ien e zuup'mbrij (=het zout in de pap) (Westerkwartiers)
- As het snieöt, wördt er dikkes zeit geströd, gestroeöd. (=als het sneeuwt, wordt er vaak zout gestrooid.) (Westels)
- das precies borrak (=dat is heel zout) (Sint-Niklaas)
- de moûr zoût (=de waterketel kookt) (Sint-Niklaas)
- Die trekt gien zout (=Hij geeft geen krimp, het doet hem heel weinig) (Westfries)
- e snuifken zaat (=een beetje zout) (Overmeers)
- Een fraue hef zolt water uut de kettel in 'n bäkkie of pöttie edaone. (=Een vrouw heeft zout water uit de ketel in een bakje of potje gedaan.) (Sallands)
- ei t oeait zo zout eheten (=raak) (Zeeuws)
- fleeuws (=smaak zonder zout) (Veurns)
- Flikkert op, Donderstraolt op, Donderstraolt een end heûn, zout op, tief op, t*ringstraalt op (=ga weg (snauw)) (Utrechts)
- ge mottum wa zout op z ne steert le-ge (=zie hem te pakken te krijgen) (Oudenbosch)
- Ge zout hem ons Hiërre geven zonder te biechten (=Iemand (ten onrechte) betrouwen) (Harelbeeks)
- Mit 't zout komme as 't ei op is (=mosterd na de maaltijd) (Barnevelds)
- Oitgeschove is uek gedanst (=Bij te veel zout / peper op het eten) (Dendermonds)
- peepr' en zout (=gedeeltelijk grijzende haardos) (Waregems)
- te lucht gezouten (=iets waar te weinig zout in zit) (Flakkees)
- te zoette (=te zout) (Veurns)
- Ut is hartelek (=Het is erg zout) (Hierdens)
- ut zout in de pap nie verdiene (=nauwelijks iets verdienen) (Oudenbosch)
- zevere, en op alle sjlekke zout laege. (WT) (=zeuren, en op alles iets aan te merken) (Mechels (NL))
- zo zout as brem (=erg zout) (Brabants)
- zoe zout as brék (=heel erg zout) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen