Spreekwoorden met `zon`

Zoek


69 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zon`

  1. met alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  2. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  3. na mij de zondvloed (=dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren)
  4. na regen komt zonneschijn (=na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd)
  5. niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
  6. op het zondaarsbankje zitten (=schuld bekennen)
  7. redeneren als een kip zonder kop (=erg dom redeneren)
  8. van voor de zondvloed zijn (=erg oud zijn)
  9. voor niets gaat de zon op (=alles kost geld en/of moeite)
  10. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  11. wie gaat slapen zonder te hebben gegeten, staat op zonder te hebben geslapen. (=voor de gezondheid zijn eten en slapen van belang.)
  12. zo gezond als een vis (=heel gezond)
  13. zoals de ouden zongen piepen de jongen (=de jongeren leren het van de ouderen)
  14. zonder aanzien des persoons (=zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat)
  15. zonder blikken of blozen (=onbeschaamd, zonder zich iets van anderen aan te trekken)
  16. zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
  17. zonder mijn en dijn zou de wereld hemels zijn (=jaloezie en hebzucht maken de wereld een stuk minder fraai)
  18. zonder slag of stoot (=zonder het minste probleem)
  19. zonder strijd, geen overwinning (=na grote inspanning wordt succes pas bereikt)

188 betekenissen bevatten `zon`

  1. leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
  2. geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
  3. geen geluk zonder druk. (=gelukkig wordt je niet zonder er moeite voor te doen)
  4. dood gaan we allemaal. (=gezegd als je iets ongezonds doet)
  5. Hollands welvaren (=gezegd van een zeer gezond uitziend persoon)
  6. in de kleinste potjes zit de beste pommade/zalf (=gezegd van uitzonderlijk kleine personen)
  7. wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
  8. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  9. tranen met tuiten huilen/schreien (=heel erg huilen zonder dat het echt erg is)
  10. zo gezond als een vis (=heel gezond)
  11. op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
  12. geen vin verroeren (=heel stil zonder beweging zijn)
  13. bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  14. het was uien (=het ging bijzonder slecht, het viel bijzonder tegen)
  15. het is kermis in de hel (=het regent terwijl de zon schijnt)
  16. het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
  17. als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
  18. het hek is van de dam (=iedereen doet maar wat die wil zonder grenzen)
  19. zo oud als Methusalem zijn (=iemand die bijzonder oud is)
  20. zo de wind waait, waait zijn jasje (=iemand zonder principes, die zonder eigen mening anderen naar de mond praat)
  21. pluimen in de wind waaien (=iets doen zonder na te denken)
  22. iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
  23. iets voetstoots aannemen (=iets geloven zonder bewijs)
  24. iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
  25. op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
  26. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  27. iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
  28. de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
  29. iets in de schoot geworpen krijgen (=iets verkrijgen zonder al te veel moeite er voor te doen)
  30. wat van ver komt, is lekker (=iets wat van ver komt, is bijzonder. Daarom denkt men dat het ook beter zal zijn)
  31. uit de lucht grijpen (=iets zonder enige grond vertellen)
  32. ik vind het pet (=ik vind het een bijzonder slechte zaak)
  33. voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)
  34. in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
  35. in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  36. in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  37. aan de heidenen overgeleverd (=in zware moeilijkheden - in de macht van mensen zonder scrupules)
  38. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
  39. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  40. een schop van een ezel kunnen verdragen (=je moet het aankunnen dat iemand zonder verstand van zaken kritiek geeft)
  41. wie vis heeft, moet ook de graat hebben (=je moet ook de nadelen accepteren (geen rozen zonder doornen))
  42. een knuppel in het honderd gooien (=kritiek geven zonder namen te noemen)
  43. lachen is het beste medicijn (=lachen is goed voor je gezondheid.)
  44. lachen als een boer met kiespijn (=lachen zonder echt blij te zijn)
  45. aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
  46. glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
  47. mee-eten uit de grote pot van Egypte (=meegenieten zonder vergoeding)
  48. voor het opscheppen hebben (=meer dan genoeg hebben, zonder er iets voor te moeten doen)
  49. met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
  50. met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)

50 dialectgezegden bevatten `zon`

  1. de zon sjaajnt sjaun vendaog (=het is zonnig weer vandaag) (Bilzers)
  2. de zon steit op stiepe, mörge raegentj ‘t mèt ziepe (=gezegd bij het zien van Jacobsladders (zonnestralen door wolkendek)) (Heitsers)
  3. de zon stikt (=de zon brandt) (Sint-Niklaas)
  4. de zon zieste pas tegoej asse tésse de wolke autkümp (=je weet pas hoe sterk een boom is als er geregeld stormen zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. de zonne geeft (=heel warm in de zon) (Giesbaargs)
  6. detala (o) ge is verschote (=uitgestalde waren onvoldoende tegen de zon beschermd) (Oudenbosch)
  7. di lopt un streepje deur (=niet zon bij de hand persoon) (Zeeuws)
  8. dingelkes pissen out den heemel, kerremesse in delle (=zon schijn terwijl het regent) (Giesbaargs)
  9. duvele kirmès / duvelkes kirmès (=Het regent en de zon schijnt) (Steins)
  10. èn de naom des kiewits en des kwakkebeens, ich meinde dattet doenkel wos, mér de zon daaj sjieën. (=kruisteken maken!) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ën êrm sjoëp wiët ook gesjoëre onder zëne stat (=uiteindelijk schijnt de zon voor iedereen) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. ge kundin min zon kèken (=ik wil niets meer met U te maken hebben) (Sint-Niklaas)
  13. ge kundin min zon kijken (=ik heb er geoeg van) (Sint-Niklaas)
  14. ge mot ooie as de zon schijnt (=die heeft het gemakkelijker) (Oudenbosch)
  15. geeft: Ze geeft (doorgaans zonder `de zonne` erbij) (=De zon schijnt hard) (Lebbeeks)
  16. graos konste zaeë, graos konste maeë, mér alleen de zon kan ët dreige (=een mens heeft de natuur nodig) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. hang de zon mér rap aut (=het wordt tijd dat de zon gaat schijnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. hoje moeste doen as de zon sjaajnt (=het ijzer smeden als het heet is) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. hwooije as de zon schent (=je moet het nu verdienen) (Zunderts)
  20. Ich hoch n wolk van n vroo, mér nau dat ze voert és, sjaajnt de zon wir (=na regen komt zonneschijn) (Bilzers)
  21. ich zien lievër zën vasse as zën teine (=sommigen zijn als wolken... als ze verdwijnen schijnt weer de zon) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. ik hep de son in de see sien sakke (=ik heb de zon in de zee zien zakken) (Amsterdams)
  23. Ik zit ni geire in de blakke zon (=Ik zit niet graag in volle zon) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  24. in de blakke zon gô rongdlopen (=in de volle stekende zon gaan rondlopen) (Sint-Niklaas)
  25. in de blakke zonne (=in de volle zon) (Kaprijks)
  26. kermis in delle (=regen en zon tegelijkertijd) (Lembeeks)
  27. kerremesse in d'elle (=wisselvallig weer; meer bepaald als het regent en de zon schijnt.) (Ostêns)
  28. kèrremis in d'èlle, as de zunne skèintj terwijl dat 't rèigert (=kermis in de hel: als de zon schijnt en het regent, gezegde bij onstabiel weer) (Meers)
  29. kèrremis: ' t Es kèrremis in d'elle (=Als de zon schijnt en het regent) (Lebbeeks)
  30. Kiehk, Sjang, wei de zon sjoen sjijnt! (=Klankversje) (Genker)
  31. kirremesse in d'helle (=zon en regenboog tijdens regenbui) (Knesselaars)
  32. koeba'tje kom deur (=de zon komt door) (Zeeuws)
  33. kwosse begosse. Dè zon ze wel doen asse mar kosse. (=ik wou dat ze begonnen. Dat zouden ze wel doen als ze konden.) (Tilburgs)
  34. meej zon kaoj weer zo de kaot wòrre (=met zulk een slecht weer zou je kwaad worden) (Tilburgs)
  35. meej zon pak aon zèède wèl et mènneke. (=met zo'n kostuum aan kun je voor de dag komen.) (Tilburgs)
  36. mieëtse zon en prilse wènd, bëderve meinig sjaun kènd (=maatse zon en aprilse wind, bederven menig mooi kind (pas op voor de eerste zonnestralen van het jaar)) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. Mieëtse zon en Prilse wènd, vërannëwieëre meinig sjaun kènd (=Maartse zon en aprilse regen, vernielen menig mooi kind) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. minnen tsjoep is verbrand (=mijn neus is verbrand door de zon) (Sint-Niklaas)
  39. ne rink ronte zon brink raenger én de ton (=als er een gele ring rond de zon staat, gaat het regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. nie konne laaje datte zon ook vër iemëd aanëster sjaajnt (=jaloers zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. ook sjaun kèndër wiëne gepak doër de zon (=teveel in de belangstelling staan, is niet altijd goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. seffes bèste gebakke (=je zit al zo lang in de zon) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. seffës bèste gereisterd (=kom nu maar uit de zon !) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. Stop met zeike en gaat leven. As je altijd bij de pakkuh neer gaot zitte is het levuh niet meer leuk (=Als je altijd moppert, zie je de zon niet meer) (Utrechts)
  45. t ès kërmes èn de hël en de dievele daase en staeke met de rik (=het regent met volle zon) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. t'es kirmesse in d'elle (=Een regenbui terwijl de zon schijnt) (Oosteekloos)
  47. t'is keirmes' in d' aale (=wanneer de zon schijnt terwijl het tegelijk regent) (Lokers)
  48. tied maak graas en zòn maak huij (=geduld is een goede zaak) (Aelsers)
  49. tiêd maaktj graas en zón maaktj hoeëj (=niet overhaast handelen) (Weerts)
  50. tijd mok graoës en zon mok hoj (=geduld is een mooie deugd) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen