Spreekwoorden met `maar`

Zoek


79 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `maar`

  1. laat maar zitten (=het is goed zo)
  2. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  3. lekker is maar één vinger lang (=oppervlakkige genoegens geven ook maar een betrekkelijke voldoening. / leuke dingen duren meestal maar erg kort)
  4. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  5. maak je borst maar nat (=bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand))
  6. maar zus of zo (=zo maar ongeveer, niet geweldig)
  7. maart heeft een krul in zijn staart. (=in maart kan het wisselvallig zijn)
  8. maart heeft knepen in zijn staart (=weerspreuk)
  9. maart roert zijn staart (=in maart kan het nog stormachtig weer zijn)
  10. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  11. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  12. men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
  13. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  14. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  15. met je hoed in je hand kom je door het ganse land (maar met je pet op je test kom je er ook best) (=met beleefdheid kun je veel bereiken)
  16. niet het vele is goed, maar het goede is veel. (=kwaliteit is beter dan kwantiteit)
  17. niet om de knikkers, maar om het spel (=het gaat niet om het winnen, maar om het spel)
  18. nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
  19. pluk maar veren van een kikvors (=van een arme kan je niet veel geld eisen)
  20. rijd voort maar zie om (=doe verder maar blijf opletten)
  21. rijd voort voerman maar zie om (=doe verder maar blijf wel opletten)
  22. schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
  23. spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
  24. tap hem maar borg hem niet (=wantrouw hem)
  25. van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
  26. veel geblaat/geschreeuw maar weinig wol (=veel woorden hebben maar in de praktijk komt daar weinig van terecht)
  27. veel geschreeuw maar weinig wol. (=veel drukte om niets)
  28. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  29. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)

140 betekenissen bevatten `maar`

  1. een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
  2. huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
  3. niet om de knikkers, maar om het spel (=het gaat niet om het winnen, maar om het spel)
  4. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  5. het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
  6. de vruchten zullen de beloften der bloemen overtreffen (=het is nu al goed, maar het eindresultaat wordt nog veel beter)
  7. het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
  8. niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
  9. het is maar een strovuurtje (=het ziet er erg uit, maar het is snel voorbij)
  10. van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
  11. tussen hoop en vrees zweven (=hopen dat het goed gaat, maar tegelijkertijd vrezen dat het mis gaat)
  12. tussen hoop en vrees dobberen (=hopen dat het goed gaat, maar tegelijkertijd vrezen dat het mis gaat)
  13. `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
  14. het hek is van de dam (=iedereen doet maar wat die wil zonder grenzen)
  15. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  16. een held op sokken (=iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik)
  17. iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
  18. de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
  19. van eeuwigheid tot amen duren (=iets duurt heel erg lang, er komt maar geen einde aan)
  20. een Tantaluskwelling zijn (=iets erg graag willen maar het (net) niet kunnen verkrijgen)
  21. iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
  22. hebben is hebben maar krijgen is de kunst (=iets hebben is goed, maar iets bijkrijgen is beter)
  23. baat het niet, schaadt het niet (=iets kan helpen, maar als het niet helpt zal het geen problemen geven)
  24. iets blauw blauw laten (=iets maar laten voor wat het is, er niet meer over praten)
  25. er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
  26. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  27. iets met de mantel der liefde bedekken (=iets niet met anderen bespreken maar stilzwijgen en accepteren)
  28. als de kat om de hete brij heen draaien (=iets wel willen, maar het niet durven)
  29. iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
  30. goed gereedschap hangt onder een afdak. (=ik ben wel te dik maar mijn ‘gereedschap` (de penis) werkt nog goed.)
  31. doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden (=ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet)
  32. ik geloof er in als een jood in Jezus Christus (=ik geloof er maar weinig in)
  33. moeten is dwang en huilen is kindergezang (=ik wil het wel doen, maar niet als het me verplicht wordt)
  34. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  35. maart roert zijn staart (=in maart kan het nog stormachtig weer zijn)
  36. maart heeft een krul in zijn staart. (=in maart kan het wisselvallig zijn)
  37. je kunt van mij de pot op (=je doet maar waar je zin in hebt)
  38. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
  39. kallen is mallen maar doen is een ding (=je kan het beter doen dan er altijd maar over blijven praten)
  40. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  41. leringen wekken maar voorbeelden trekken (=je kan mensen iets willen leren , maar geef vooral het goede voorbeeld)
  42. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
  43. het zal je kind maar wezen (=je zal er maar voor op moeten draaien)
  44. Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
  45. met een half oor (=maar half luisterend)
  46. alle gekheid op een stokje (=maar nu liever ernstig)
  47. pas uit de dop komen (=maar pas ergens aan deelnemen)
  48. voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
  49. een ziekte komt te paard en gaat te voet (=men wordt snel ziek maar genezen duurt lang)
  50. wie staat ziet toe dat hij niet valle (=mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen)

50 dialectgezegden bevatten `maar`

  1. ' t reent, ' t zeent, de boern wèrn nat van ier tot iejn de stat (=het blijft maar regenen) (Brakels)
  2. 3 kilo aardappels, gooi maar in m'n petje ! (=hij / zij heeft een groot hoofd) (Utrechts)
  3. a dô smoel nô mor (=zwijg nu maar) (Sint-Niklaas)
  4. a ge da mor wit (=als je dat maar weet!) (Sint-Niklaas)
  5. A sprekt Antwaarps van gotterligge (=Hij probeert maar kan geen Antwerps spreken) (Antwerps)
  6. A-j ' t platte van de voeten maar onder joe ollen (=Blijf met de voeten op de grond staan wees verstandig en nuchter blijven) (Giethoorns)
  7. A-j de pepert en de roepert maar eupen ollen (=Gezond blijven) (Giethoorns)
  8. A-j de poeperd en de roeperd maar eupen olln (=Gezond blijven) (Giethoorns)
  9. A-j oolder wördt, wo'j wa wiezer mer nich altied klooker. A'j oolder wördt, wo' j wa wiezer mer nie altied verstaandiger. (=Als je ouder wordt wordt je wel wijzer maar niet altijd verstandiger) (Twents)
  10. a-k=j 't platte van de voeten maar onder joe olln (=blijf nuchter, geen verbeelding, blijf gezond) (Giethoorns)
  11. á.chterum ist kèrrmis (=je komt maar achterom) (Genneps)
  12. A'j 't platte van de voeten maar onder joe olln (=Blijf met de voeten op de grond staan, , nuchter blijven) (Giethoorns)
  13. A'j dat maor weet! (=Als je dat maar weet!) (Hoogeveens)
  14. Aa zit oep ne wieër (=Hij blijft maar doorzagen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  15. Aafdu mo e bèkke keut (=Hou u maar in) (Leuvens)
  16. aaft aave kak moa in (=beheers je maar) (winksels)
  17. aagt da moar (=hou dat maar) (Wichels)
  18. aals hef zien tied (=doe maar rustig aan) (Vechtdals)
  19. aan de grode klok hang'n (=aan elk vertellen die het maar wil horen) (Westerkwartiers)
  20. aave klap is goe maar aave sjokolat deegt ni (=je bent ongeloofwaardig) (Booms)
  21. aawe ôtleg is goe maar aawe spikkelaas deegt ni (=u kan het goed uitleggen maar het houdt geen steek) (Booms)
  22. abanint, thinknie (=maar nee, het ging niet) (Brugs)
  23. acht'r da 't moar zjuust es (=als de som maar uitkomt) (Waregems)
  24. achteróm is kèrmis (=uitspraak om aan te geven dat je niet aan hoeft te bellen maar gerust achterom mag komen) (Heitsers)
  25. Achterom is' t kerremis! (=Kom maar langs de achterdeur (de voordeur is voor u te goed) ) (Steenbergs)
  26. achtr uus trekkn ze de lêir up (=geniet van het leven want het duurt maar even) (kortemarks)
  27. ae sloat'r nar / noar gellek nen blenn'n nar / noar een ae (=hij gokt maar wat) (Wichels)
  28. ae was oan 't dubben en oan 't paezen (=hij bleef maar nadenken) (Wichels)
  29. aet mér mèt zën tein geboje (=eet maar met je vingers (handen)) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. aet mér vêr den hoenger wo kump (=heb je geen honger, eet toch maar wat) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. Afsmoorder (=Iemand die altijd sigaretten van een ander aanneemt maar nooit geen terug geeft) (Amsterdams)
  32. agge mar leut et (=als je maar plezier hebt) (Bergs)
  33. agge mar leut et (=als je maar pret hebt, dan is het goed) (Huijbergs)
  34. agge mar leut het (=als je maar plezier hebt) (Brabants)
  35. agge mar schik het (=als je maar plezier hebt) (Ossies)
  36. agge moar leut het (=als het maar gezellig is) (Tilburgs)
  37. aggetmorwet (=als je dat maar weet) (Antwerps)
  38. aggudèmarwet (=als je dat maar zeker weet) (Brakels (gld))
  39. Áh vanigenst! (=Ja maar natuurlijk!) (Kloosterzandes (Klôôsters))
  40. Ai lui bint doa kun ie niks an doon, maar ai meu bint is't oe eig'n schuld (=Als je lui bent kun je niets aan doen, maar als je moe bent is het je eigen schuld) (Twents)
  41. ai slikt z'n grom (=De persoon is erg kwaad maar houdt zijn woede in.) (Urkers)
  42. Aj wilt drie'm möj in de Dinkel springn (=Als wilt opdrijven dan spring je maar in de Dinkel) (Twents)
  43. ak mar es wies wès keej dervan zeej. (=als ik maar eens wist wat mijn vrouw ervan zou zeggen.) (Tilburgs)
  44. ak naa mar wies wèk wô..........., dan hak òk wè, war paa.......!!! (=als ik nu maar eens wist, wat ik wilde............dan had ik ook wat, of niet vader..........!!!) (Tilburgs)
  45. Ak oe hurn en ni zage lup ik hat weg. (=Je hebt wel praatjes maar maakt op mij geen indruk.) (Hattems)
  46. Al skait ie op de rand vamme bord, as't 'r maar niet in komt (=wat hij doet interesseert me geen ene zak pis) (Westfries)
  47. al skait ie op de rand vamme bord, ast 'r maar niet inkomt (=wat hij doet dat skilt main gien iene zak pis) (Westfries)
  48. alleej, kom haawdoe war. (=nou vooruit tot ziens maar weer.) (Tilburgs)
  49. alleman kan zich al ës verdoëlë, mèr de loempste ieës (=vergissen is menselijk, maar sommigen zijn er erg aan toe) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Alles hef 'n êane, maor 'n wos hef ter tweeë. (=Alles heeft een einde, maar een worst heeft er twee.) (Sallands)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen